In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in deze procedure niet aanwezig was. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, een geldbedrag, kleding en een Apple iPhone 11. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overige goederen inmiddels aan klager zijn teruggegeven, waardoor klager niet-ontvankelijk is verklaard voor dat deel van het klaagschrift.
Met betrekking tot de Apple iPhone 11 heeft de officier van justitie betoogd dat deze in beslag is genomen in het kader van een onderzoek naar een moord of doodslag, waarbij klager als getuige is aangemerkt. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van de waarheidsvinding vereist dat het beslag op de telefoon voortduurt, aangezien het onderzoek naar de inhoud van de telefoon nog niet had plaatsgevonden. Klager had geweigerd de toegangscode van de telefoon te verstrekken, wat het onderzoek vertraagde.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voortduren van het beslag niet disproportioneel is, ondanks de tijd die sinds de inbeslagname is verstreken. De rechtbank heeft het klaagschrift tegen het beslag op de iPhone 11 ongegrond verklaard, en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. J. van Eekelen. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.