ECLI:NL:RBZWB:2022:8264

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
22-002071
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van goederen in een strafrechtelijk onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in deze procedure niet aanwezig was. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een personenauto, een geldbedrag, kleding en een Apple iPhone 11. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overige goederen inmiddels aan klager zijn teruggegeven, waardoor klager niet-ontvankelijk is verklaard voor dat deel van het klaagschrift.

Met betrekking tot de Apple iPhone 11 heeft de officier van justitie betoogd dat deze in beslag is genomen in het kader van een onderzoek naar een moord of doodslag, waarbij klager als getuige is aangemerkt. De rechtbank heeft overwogen dat het belang van de waarheidsvinding vereist dat het beslag op de telefoon voortduurt, aangezien het onderzoek naar de inhoud van de telefoon nog niet had plaatsgevonden. Klager had geweigerd de toegangscode van de telefoon te verstrekken, wat het onderzoek vertraagde.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het voortduren van het beslag niet disproportioneel is, ondanks de tijd die sinds de inbeslagname is verstreken. De rechtbank heeft het klaagschrift tegen het beslag op de iPhone 11 ongegrond verklaard, en de beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. J. van Eekelen. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen in cassatie te gaan tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 22-002071
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1998 te onbekend
woonplaats kiezende ten kantor van mr. J.H.E.M. Kersemaekers, Postbus 4650, 4803 ER Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 28 januari 2022 onder klager een telefoon in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 1 februari 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord is de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. S. van Minderhout als waarnemend gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat onder klager een personenauto Seat Leon met [kenteken] , een Apple iPhone 11, een geldbedrag ter hoogte van € 1.178,00 en kleding in beslag zijn genomen. Klager is eigenaar van al deze goederen en wordt door het beslag bezwaard. Aldus klager is er geen strafvorderlijk belang voor het voortduren van het beslag.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat alle goederen met uitzondering van de telefoon aan klager terug zijn gegeven. Met betrekking tot de telefoon heeft hij aangevoerd dat die in beslag is genomen in een onderzoek naar een moord dan wel doodslag. Klager is aangemerkt als getuige in deze zaak. In het kader van de waarheidsvinding binnen dit onderzoek is de inhoud van de telefoon van klager van groot belang. Vooralsnog heeft klager geweigerd de toegangscode van de telefoon te geven. Om deze reden is de telefoon aangemeld voor destructief onderzoek en duurt het langer voordat de telefoon onderzocht is.
De raadsvrouw heeft in raadkamer bevestigd dat de overige goederen inmiddels aan klager terug zijn gegeven. Zij heeft betoogd dat het belang van de waarheidsvinding door klager niet wordt betwist. Het onderzoek had echter al veel eerder plaats kunnen vinden. Gelet op de duur van het onderzoek is het beslag aldus klager disproportioneel.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift mede gericht is tegen het beslag op kleding, een personenauto en een geldbedrag. Deze goederen en gelden zijn inmiddels aan klager teruggegeven. Klager heeft dan ook geen belang meer bij het klaagschrift voor zover het zich richt tegen het beslag op deze goederen en gelden. Om die reden zal de rechtbank klager niet-ontvankelijk verklaren ten aanzien van dit deel van het klaagschrift.
Voor zover het klaagschrift zich richt tegen het beslag op de Apple iPhone 11 is klager wel ontvankelijk.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier en de in raadkamer ingenomen standpunten is gebleken dat de telefoon van klager in beslag is genomen in het kader van een onderzoek naar een moord dan wel doodslag. In het belang van de waarheidsvinding moet in dit verband onderzoek kunnen worden verricht aan de telefoon van klager die in het kader van het onderzoek is aangemerkt als getuige. Uit het dossier is niet gebleken dat dit onderzoek al daadwerkelijk is verricht. Er bestaat dus een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag. Het onderzoek aan de telefoon had voorspoediger kunnen verlopen indien de politie zou beschikken over de toegangscode. Het is een feit van algemene bekendheid dat onderzoek zonder toegangscode meer tijd in beslag neemt en dat de wachttijden vele malen langer zijn. Klager heeft het recht om de toegangscode niet te verstrekken, maar daarmee kiest hij ook bewust voor een langere onderzoeksperiode. Hoewel er al een geruime tijd is verstreken sinds het moment van inbeslagname, is de rechtbank van oordeel dat dit enkele tijdsverloop het voortduren van het beslag vooralsnog niet disproportioneel maakt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart klager niet-ontvankelijk voor zover het klaagschrift is gericht tegen het beslag op de personenauto, het geldbedrag en de kleding;
- verklaart het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).