ECLI:NL:RBZWB:2022:8265

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
22-008807
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van geld en telefoons in drugszaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, geboren in 2003, die zich liet vertegenwoordigen door mr. P. van der Kerkhof. Het klaagschrift was gericht tegen de inbeslagname van een geldbedrag van 700 euro en twee telefoons, die eerder in beslag waren genomen in het kader van een onderzoek naar drugshandel. Tijdens de behandeling in raadkamer op 22 juni 2022 zijn de officier van justitie, klager en zijn advocaat gehoord. De officier van justitie stelde dat er voldoende verdenking was van drugshandel, gezien de in beslag genomen voorwerpen, waaronder drugs en contant geld. Klager stelde dat er geen vervolging voor drugshandel of witwassen was ingesteld en dat het beslag op het geld niet langer gerechtvaardigd was.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat het beslag op de telefoons inmiddels was opgeheven, omdat deze aan klager waren teruggegeven. Hierdoor was klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor wat betreft de telefoons. De rechtbank benadrukte dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren voor drugshandel en dat het niet onwaarschijnlijk was dat het geldbedrag later verbeurd zou worden verklaard. Daarom werd het klaagschrift voor het overige ongegrond verklaard.

De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-008807
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 2003, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantorevan mr. P. van der Kerkhof, Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg,
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 28 april 2022 onder andere onder klager is genomen: een zwarte Apple iPhone, een grijze Apple Iphone en een geldbedrag van € 1.650,00.
  • het klaagschrift, ingediend op 2 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie mr. R.M.A. in ‘t Veld, klager en mr. Van de Kerkhof. Onderhavig klaagschrift is gelijktijdig behandeld met het klaagschrift tegen [medeverdachte] .
Het klaagschrift tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat verzoeker is aangehouden met een hoeveelheid drugs, maar dat zeker nog niet vaststaat dat er een vervolging jegens drugshandel en/of witwassen zal volgen. Bij deze stand van onderzoek is het de vraag of de zittingsrechter te zijner tijd zal beslissen tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Desgevraagd heeft klager aangevoerd dat zijn klaagschrift ziet op het in beslag genomen geldbedrag van 700 euro.
De officier van justitie heeft in raadkamer gesteld dat de beide telefoons aan klager reeds zijn teruggegeven. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er zeker sprake is van een verdenking van drughandel door het aantreffen van gripzakjes, hennep, contant geld en andere drugs in de auto waarin klager werd aangetroffen. Gelet hierop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het geldbedrag zal verbeurdverklaren.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is is tijdig ingediend. Het beslag op de telefoons is blijkens het verhandelde in raadkamer reeds geëindigd omdat deze zijn geretourneerd. Klager heeft aldus geen belang meer bij het klaagschrift over de telefoons en zal om die reden niet-ontvankelijk worden verklaard.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de inhoud van de ter beschikking staande stukken, er sprake is van een verdenking van drugsbezit dan wel drugshandel. Immers zijn er bij klager twee telefoons, een hoevelheid soft- en harddrugs en contanten aangetroffen. Gelet op deze omstandigheden, acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, het geldbedrag zal verbeurdverklaren. Gelet hierop dient het klaagschrift ongegrond te worden verklaard.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- klager niet-ontvankelijk in zijn klaagschrift voor zover dat ziet op de beide telefoons.
- het klaagschrift voor het overige ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).