Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 en artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 1 maart 2022 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [belanghebbende] meerdere geldbedragen en een iPhone in beslag zijn genomen;
- het klaagschrift, ingediend op 21 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
- het verweerschrift van de officier van justitie; en
- de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
€ 6.160,00 en € 2.230,00 bestonden uit dezelfde coupures. Klaagster was niet op de hoogte van de hoogte van de bedragen die in haar woning aanwezig waren, waardoor het standpunt dat zij de bedragen heeft gespaard niet kan kloppen. Daarnaast is een legale herkomst van de bedragen nog niet aangetoond. Gezien de aard van de coupures is het niet onaannemelijk dat het geld afkomstig is uit de handel in drugs. In aanvulling op dit standpunt heeft de officier van justitie meegedeeld dat de inbeslaggenomen telefoon al terug is gegeven. Verzocht wordt het klaagschrift ongegrond te verklaren.
2.De beoordeling
3. De beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).