ECLI:NL:RBZWB:2022:8271

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 juni 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
22-006743
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een personenauto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door mr. P.L.G. Rens. Het klaagschrift betreft de teruggave van een personenauto, een Audi A1, die op 11 februari 2022 in beslag was genomen omdat deze vermoedelijk van diefstal afkomstig zou zijn. Klaagster, die de auto op 31 januari 2022 had aangeschaft en doorverkocht aan een klant, stelde dat er geen strafvorderlijk belang meer was voor het voortduren van de inbeslagname, aangezien zij de auto voor een marktconforme prijs had gekocht en de Duitse autoriteiten hadden bevestigd dat de auto niet als gestolen gesignaleerd stond.

De officier van justitie betwistte de claim van klaagster en stelde dat zij niet als rechthebbende kon worden beschouwd, omdat er aangifte was gedaan van diefstal. De rechtbank oordeelde echter dat klaagster voldoende onderzoek had verricht en te goeder trouw had gehandeld. De rechtbank benadrukte dat het strafvorderlijk belang niet langer aanwezig was, aangezien klaagster niet als verdachte werd beschouwd en er geen lopende strafprocedure was. De rechtbank besloot dat de auto aan klaagster moest worden teruggegeven, ondanks de eerdere inbeslagname.

De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de Audi A1 aan klaagster. Deze beslissing is genomen in het kader van de beoordeling van de rechtmatigheid van de inbeslagname en de vraag wie als rechthebbende van de auto moet worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij de civiele aspecten van de zaak in overweging genomen, waarbij het belang van de strafvordering en de rechten van de betrokken partijen zijn afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
Parketnummer: -
rk.nummer: 22-006743
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager bedrijf]namens deze, [klager] ,
statutair gevestigd te [vestigingsplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P.L.G. Rens, Johan van Oldenbarneveltlaan 87, 2582 NK Den-Haag
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 11 februari 2022 onder [naam] in beslag is genomen: een personenauto van het merk Audi, type A1 en voorzien van [kenteken] .
  • het klaagschrift ingevolge artikel 552a Sv, ingediend op 31 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 13 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, namens [klaagster] en mr. P.L.G. Rens als gemachtigd raadsman van klaagster.
Namens klaagster is aangevoerd dat zij op 31 januari 2022 voornoemde auto heeft gekocht en deze vervolgens heeft doorverkocht aan een klant, te weten [bedrijf] B.V. Op 11 februari 2022 is de auto vervolgens onder [naam] in beslag genomen na een controle. De auto zou van diefstal afkomstig zijn. De overeenkomst is ontbonden en Klaagster heeft het aankoopbedrag teruggeboekt naar [naam] . Klaagster is daarmee rechthebbende van de auto.
Er is geen strafvorderlijk belang meer aanwezig dat continuering van de inbeslagname rechtvaardigt. Klaagster heeft de auto voor een marktconforme prijs aangeschaft en is nagegaan of de auto gesignaleerd stond voor enig misdrijf. De Duitse autoriteiten hebben klaagster verzekerd dat dit niet het geval was op basis van het in de auto aangebrachte chassisnummer. Klaagster heeft de auto vervolgens aangeschaft en hierbij twee originele (auto)sleutels, verzekeringspapieren en exporttekens verkregen hetgeen niet mogelijk zou zijn wanneer het voertuig gesignaleerd zou staan. Redenen waarom klaagster de rechtbank verzoekt zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klaagster.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond verklaard dient te worden. Hoewel klaagster ontvankelijk is in haar klaagschrift, kan zij niet redelijkerwijs als rechthebbende van de auto worden beschouwd. Er is aangifte gedaan van diefstal. Hoewel er geen duidelijkheid bestaat over een eventuele revindicatie-actie, moet aangever als rechthebbende worden beschouwd. Door klaagster zijn in raadkamer weliswaar stukken overgelegd, maar hier volgt in onvoldoende mate uit dat klaagster te goeder trouw was en een succesvol beroep op artikel 3:86 BW kan doen.
De strafzaak tegen klaagster is geseponeerd en zij is (formeel) geen verdachte meer. Desalniettemin dient het beslag op de auto op basis van voornoemde omstandigheden, in samenhang bezien, gehandhaafd te blijven in afwachting van de revindicatie van Volkswagen Leasing GMBH en dient de auto ten behoeve van de leasemaatschappij te worden bewaard.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010: BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Blijkens het arrest van de Hoge Raad van 28 september 2010, gepubliceerd als ECLI:NL:HR:2010: BL2823 / NJ 2010, 654, draagt het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter. Wel dient de beklagrechter in voorkomende gevallen te beoordelen of klaagster, beslagene of een derde redelijkerwijs als rechthebbende dient te worden aangemerkt. Bij die beoordeling behoort de beklagrechter niet ten gronde te treden in de beslechting van burgerrechtelijke eigendoms- en bezitskwesties, maar mag hij wel een (voorlopig) oordeel vellen omtrent de eigendoms- en bezitsrechten ten aanzien van het in het geding zijnde voorwerp waarbij civiele aspecten kunnen worden betrokken.
De rechtbank overweegt dat door klaagster onbetwist is gesteld dat kort voorafgaand aan de aanschaf van de auto in kwestie, aan de Duitse autoriteiten is verzocht om het chassisnummer te controleren. Uit deze controle bleek niet dat de auto als gestolen stond gesignaleerd. Voorts is niet in geding dat klaagster vervolgens tot aanschaf is overgegaan, een marktconforme prijs voor de auto heeft betaald en naast de auto twee originele sleutels en de verzekeringspapieren heeft ontvangen. Binnen het beperkte toetsingskader dat de rechtbank heeft, is zij van oordeel dat klaagster onder die omstandigheden voldoende onderzoek heeft verricht naar de haar aangeboden auto om haar (voorlopig) als te goeder trouw te kunnen aanmerken in de zin van artikel 3:86 BW. De rechtbank kent daarbij veel gewicht toe de controle die door de Duitse autoriteiten is uitgevoerd. Het feit dat klaagster bedrijfsmatig handelde, maakt dit niet anders.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het strafvorderlijk belang in deze is gelegen in het retourneren van het gestolen goed aan de rechtmatige eigenaar. Daarnaast heeft de officier van justitie aangegeven dat klaagster niet als verdachte wordt gezien en dat er in Nederland ook geen strafprocedure meer loopt. Wat de status van de strafzaak in Duitsland of andere Europese landen is, is onbekend. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat wat resteert in essentie een civiel geschil is, waarin zij als voorlopig oordeel heeft gegeven dat klaagster te goeder trouw heeft gehandeld en daarmee als redelijkerwijs rechthebbende moet worden gezien. Gelet hierop is er geen strafvorderlijk belang meer dat continuering van het beslag rechtvaardigt.
Vervolgens rijst de vraag aan wie de auto dient te worden teruggeven. Hoewel de hoofdregel is dat een voorwerp moet worden teruggegeven aan degene onder wie het in beslag is genomen, ziet de rechtbank aanleiding om van deze hoofdregel af te wijken. [naam] heeft als opvolgend eigenaar de koopovereenkomst ontbonden en klaagster heeft de aankoopsom geretourneerd. De rechtbank zal dan ook bepalen dat de auto aan klaagster dient te worden teruggegeven.

3.De beslissing

De rechtbank:
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van de personenauto Audi A1 met [kenteken] aan klaagster.
Deze beslissing is op 27 juni 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ’t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).