ECLI:NL:RBZWB:2022:8272

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 juli 2022
Publicatiedatum
16 januari 2023
Zaaknummer
21-008667
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op goederen en gelden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ingediend door klager, die in verband met een strafrechtelijk onderzoek beslag had laten leggen op zijn goederen, waaronder een auto, gegevensdragers en contant geld. Het klaagschrift was behandeld in raadkamer op 22 juni 2022, waar de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de gemachtigde raadsman van klager, mr. A.H.J. Bals, aanwezig waren. Klager was niet verschenen, maar had verzocht om teruggave van de in beslag genomen goederen, stellende dat deze niet verbeurd zouden worden verklaard.

De officier van justitie stelde echter dat het beslag moest worden gehandhaafd, aangezien klager verdacht werd van handel in softdrugs en witwassen. De rechtbank heeft het klaagschrift meerdere keren behandeld en uiteindelijk besloten dat er geen aanleiding was om het klaagschrift voor een vijfde keer aan te houden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de raadsman pas na de laatste behandeling had aangegeven dat er ook beslag rustte op kleding, maar dit was te laat om in de beoordeling te worden meegenomen.

De rechtbank concludeerde dat alle goederen die in de kennisgevingen van inbeslagneming waren genoemd, aan klager waren teruggegeven, waardoor het beslag was geëindigd. Klager had geen belang meer bij het klaagschrift, en de rechtbank verklaarde hem niet-ontvankelijk in zijn verzoek. De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. van Eekelen, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: 02-037954-21
rk.nummer: 21-008667
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgevingen van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 8 juni 2021 onder klager een auto, gegevensdragers en gelden in beslag zijn genomen
  • het klaagschrift, ingediend op 14 juni 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 16 augustus 2021;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 20 september 2021;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 29 november 2021;
  • het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer van 23 februari 2022;
  • het bericht van de raadsman van 26 juni 2022;
  • het bericht van de officier van justitie van 1 juli 2022;
  • het bericht van de raadsman van 1 juli 2022; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. A.H.J. Bals als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen op het voertuig, de gegevensdragers en de gelden met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat deze goederen en gelden onder klager in beslag zijn genomen. Klager acht het onaannemelijk dat een rechter later oordelend over zal gaan tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van de goederen en de gelden. Verzocht wordt de inbeslaggenomen goederen en gelden terug te geven aan klager.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beslag moet worden gehandhaafd. Hij merkt hierbij op dat klager wordt verdacht van de handel in softdrugs en van witwassen. De inbeslaggenomen telefoons zijn noodzakelijk voor het strafrechtelijk onderzoek, de personenauto is gebruikt bij de verweten feiten en de gelden moeten worden aangemerkt als opbrengsten uit strafbare feiten.
Naar aanleiding van deze standpunten is het klaagschrift meerdere keren in raadkamer behandeld. Bij deze behandelingen is de officier van justitie tot viermaal toe in de gelegenheid gesteld dan wel opgedragen stukken te verstrekken en toe te voegen aan het raadkamerdossier. Uit de laatste twee processen-verbaal blijkt dat de behandeling van het klaagschrift werd aangehouden omdat klager nog niet over de verweten feiten is gehoord.
In de raadkamer van 22 juni 2022 is gebleken dat het de raadsman en de officier van justitie niet wisten op welke goederen nog beslag rust. De rechtbank heeft besloten de behandeling van het klaagschrift niet voor een vijfde maal aan te houden, nu zij wel beschikt over de kennisgevingen van inbeslagneming die samen een overzicht van het beslag vormen. De rechtbank heeft een schriftelijke ronde gelast waarin aan de raadsman en de officier van justitie een periode verleend om te reageren op de vraag of er nog beslag rust op de goederen als genoemd in de kennisgevingen. De rechtbank heeft afschriften van de 21 kennisgevingen van inbeslagneming waarover zij beschikte, per mail aan de raadsman en de officier van justitie gestuurd.
In een schriftelijke reactie op 26 juni 2022 heeft de raadsman meegedeeld dat een deel van de inbeslaggenomen goederen aan klager terug is gegeven. Daarnaast heeft hij meegedeeld dat hij geen kennisgevingen heeft ontvangen van de kleding die onder klager in beslag zou zijn genomen. De officier van justitie heeft vervolgens meegedeeld dat alle in de kennisgeving van inbeslagneming genoemde goederen reeds terug zijn gegeven. De raadsman heeft vervolgens verzocht het klaagschrift gegrond te verklaren gelet op het standpunt van de officier van justitie en het feit dat zijn cliënt nog niet alle goederen en gelden retour heeft gekregen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
De rechtbank stelt vast dat het klaagschrift dat is geregistreerd onder onderhavig raadkamernummer zich richt tegen het beslag op diverse gegevensdragers, een personenauto en contant geld. In het klaagschrift is geen voorbehoud gemaakt met betrekking tot eventuele andere goederen.
Ondanks dat het klaagschrift vijfmaal in raadkamer is behandeld, heeft de raadsman pas in een mailbericht na de laatste raadkamerbehandeling aangevoerd dat er ook beslag rust op kleding en dat klager ook deze kleding wenst terug te krijgen. Er is evenwel niet verzocht de behandeling van het klaagschrift aan te houden om onderzoek te doen naar het beslag op de kleding. De rechtbank is van oordeel dat deze aanvulling op het klaagschrift dusdanig laat is ingediend dat zij ook ambtshalve geen aanleiding ziet de behandeling van het klaagschrift voor een vijfde maal aan te houden. Zij beoordeelt deze aanvulling dan ook op basis van het raadkamerdossier waarover zij beschikt. De rechtbank stelt vast dat zij geen stukken heeft waaruit blijkt dat er nog beslag zou rusten op kleding die onder klager in beslag is genomen. Klager is dan ook niet-ontvankelijk in deze uitbreiding van het klaagschrift.
De rechtbank stelt voorts vast dat de officier van justitie heeft meegedeeld dat alle goederen die zijn genoemd in de door de rechtbank toegezonden kennisgevingen van inbeslagneming aan klager terug zijn gegeven. De rechtbank begrijpt hieruit dat er een last tot teruggave is gegeven voor de personenauto (en de afzonderlijk geregistreerde autosleutel), de gegevensdragers en het contante geld. Om die reden is het beslag geëindigd en heeft klager geen belang meer bij het klaagschrift. Een rechter kan immers naar aanleiding van een klaagschriftprocedure uitsluitend de teruggave gelasten van goederen waarop beslag rust. De rechtbank zal klager daarom niet-ontvankelijk verklaren in het klaagschrift. Zij vertrouwt erop dat de officier van justitie ervoor zorg zal dragen dat de last daadwerkelijk wordt uitgevoerd voor zover de goederen in praktijk nog niet terug zijn gegeven aan klager.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in het klaagschrift en de schriftelijke aanvulling op het klaagschrift.
Deze beslissing is op 20 juli 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).