ECLI:NL:RBZWB:2022:8279

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-009080
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een motor na verkeersovertredingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 juli 2022 een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in verband met meerdere verkeersovertredingen een motor in beslag had genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsman mr. M.A. Buntsma, verzocht om opheffing van het beslag en teruggave van de motor, omdat deze gedeeltelijk gedemonteerd was en niet berijdbaar. Klager ontkende de feiten te hebben gepleegd en stelde dat het belang van strafvordering niet vereiste dat het beslag werd voortgezet.

De officier van justitie, mr. J. Castelein, betoogde echter dat het klaagschrift ongegrond moest worden verklaard. Hij verwees naar een proces-verbaal van 14 april 2022, waarin klager werd beschuldigd van meerdere verkeersovertredingen, en stelde dat er sprake was van recidive. De motor, een crossmotor zonder kenteken, was in beslag genomen na gevaarlijk rijgedrag van klager, die ook betrokken was bij een ongeval en de plaats van het ongeval had verlaten. De officier van justitie concludeerde dat het niet onwaarschijnlijk was dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de motor zou bevelen.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat het onderzoek in raadkamer summier van aard was. De rechtbank stelde vast dat klager verdacht werd van ernstige verkeersdelicten en niet in het bezit was van een rijbewijs. Gezien deze omstandigheden was het niet onwaarschijnlijk dat de strafrechter de verbeurdverklaring van de motor zou bevelen. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op de motor voortduurt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-009080
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M.A. Buntsma, Delpratsingel 25 te Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv)], waaruit blijkt dat op 14 april 2022 onder klager in beslag is genomen: een motor van het merk, KTM, kleur, wit en voorzien van [chassisnummer] ;
  • het klaagschrift, ingediend op 5 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 27 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. J. Castelein, klager en mr. M.A. Buntsma als raadsman van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de motor gedeeltelijk gedemonteerd is en er daardoor niet op de motor gereden kan worden. Klager ontkent de feiten te hebben gepleegd en is dan ook van mening dat het belang van strafvordering niet verlangt dat het beslag wordt voortgezet. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt zijn klaagschrift gegrond te verklaren
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard. Op 14 april 2022 is er tegen klager proces-verbaal opgemaakt wegens meerdere verkeersovertredingen. Gelet op deze feiten is het voertuig waarop klager reed inbeslaggenomen. Er is sprake van recidive. Het inbeslaggenomen voertuig betreft een crossmotor zonder kenteken. Klager heeft zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond. Daarnaast heeft klager een ongeval veroorzaakt en heeft hij de plaats van het ongeval verlaten. Het verweer van klager dat de motor niet berijdbaar was, gaat niet op nu de motor op de camerabeelden door verbalisanten is herkend als zijnde het voertuig dat betrokken is geweest bij het ongeval. Ook is klager niet in het bezit van een rijbewijs van de categorie A, hetgeen vereist is voor het besturen van een motorfiets. De officier van justitie is van mening dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor zal bevelen.
In aanvulling op het klaagschrift is in raadkamer namens klager aangevoerd dat op basis van het dossier niet vastgesteld kan worden dat klager de bestuurder van de motor was en ook niet dat de motor werd gebruikt bij de door de officier van justitie genoemde strafbare feiten. Gelet hierop is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurd-verklaring van de motor zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL: HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager wordt verdacht van meerdere (zeer) ernstige verkeers-overtredingen. Er is sprake van recidive en klager is niet in het bezit van een rijbewijs. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de motor uit zal spreken. De rechtbank zal het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 11 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten en mr. M.A.E. de Kroon, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).