In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 juni 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door een klager die de inbeslagname van zijn motorscooter aanvecht. De motorscooter, een Yamaha, was op 24 maart 2022 in beslag genomen, terwijl de klager deze op 11 maart 2022 had gekocht. De klager stelt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld en dat de motorscooter niet gestolen was, maar de officier van justitie betwist dit en stelt dat de motorscooter aan de rechtmatige eigenaar moet worden teruggegeven. De rechtbank heeft de procedure in raadkamer behandeld op 13 juni 2022, waarbij zowel de klager als de officier van justitie zijn gehoord.
De rechtbank overweegt dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de motorscooter, omdat deze mogelijk kan dienen als bewijs in een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank wijst erop dat de klager, als professioneel handelaar in motorfietsen, onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de herkomst van de motorscooter. De rechtbank concludeert dat de klager niet als rechthebbende kan worden aangemerkt, omdat hij de motorfiets van een onbekende persoon heeft gekocht en er een aanzienlijk bedrag in contanten voor heeft betaald zonder de nodige voorzichtigheid in acht te nemen. Daarom verklaart de rechtbank het klaagschrift ongegrond.
De beslissing is genomen door rechter E.B. Prenger en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of de klager.