ECLI:NL:RBZWB:2022:8289

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-008216
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een voertuig met verborgen ruimte voor cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die in deze procedure wordt vertegenwoordigd door mr. S.J. Jansen. Het klaagschrift betreft de opheffing van een beslag dat is gelegd op een personenauto, een Peugeot 308, die in beslag is genomen op 23 maart 2022. De klager stelt dat de inbeslagname in strijd is met artikel 1 van het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de klager wordt verdacht van het overtreden van de Opiumwet, waarbij 980 gram cocaïne is aangetroffen in een verborgen ruimte van de auto. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig is ingediend en dat klager ontvankelijk is in zijn verzoek. De rechtbank overweegt dat het onderzoek in raadkamer een summier karakter heeft en dat de rechter niet kan worden gevergd om ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak te treden. De rechtbank concludeert dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto, omdat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later zal besluiten tot verbeurdverklaring van het voertuig. Daarom heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/073748-22
rk.nummer: 22-008216
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1992 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. S.J. Jansen, Valeriusplein 20, 1075 BH Amsterdam
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 23 maart 2022 onder klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk Peugeot 308, zwart voorzien van het [kenteken] (hierna: de auto).
  • het klaagschrift, ingediend op 20 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 16 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie,
mr. T. Hendriks, klager en mr. L. Pothast als waarnemend raadsvrouw van klager.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de inbeslagname van het goed strijd oplevert met artikel 1, eerste protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) en artikel 17 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie. Het is niet gebleken dat het belang van strafvordering zich verzet tegen teruggave van de auto.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman aangevoerd dat het hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, zal komen tot verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Daarbij kan het beslag voorwaardelijk gegrond worden verklaard met een voorwaardelijke last tot teruggave. Hierbij kan de voorwaarde worden gesteld dat klager de verborgen ruimte op eigen kosten laat verwijderen. [1]
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat klager wordt verdacht van het overtreden van de Opiumwet waarbij het gaat om 980 gram cocaïne. Deze cocaïne is aangetroffen in een auto met daarin een verborgen ruimte. Gelet hierop is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat verdachte wordt verdacht van het overtreden van de Opiumwet. In de auto van klager is een verborgen ruimte aangetroffen met daarin 980 gram cocaïne. Het dossier biedt vooralsnog voldoende aanknopingspunten voor de verdenking dat het voertuig is gebruikt bij het plegen van een strafbaar feit. Gelet hierop acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen. Hiermee is het algemene belang bij het beslag op het eigendom van klager een gegeven.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart:
- het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 30 juni 2022 gegeven door mr. A.L. Hoekstra, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 juni 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).