ECLI:NL:RBZWB:2022:8291

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-006741
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een voertuig

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die de teruggave van een inbeslaggenomen voertuig, een Citroën C1, vorderde. Klager stelde dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen de teruggave van het voertuig, omdat de officier van justitie had besloten het voertuig te verbeurd verklaren. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat het voertuig was gebruikt bij strafbare feiten, wat de verbeurdverklaring rechtvaardigde. Tijdens de behandeling in raadkamer op 22 juni 2022 was klager niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw, mr. S. van Minderhout, voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat klager de bestuurder van het voertuig was en dat het voertuig betrokken was bij strafbare feiten.

De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak. De rechtbank stelde vast dat klager als verdachte was aangemerkt in een onderzoek naar oplichting en witwassen, waarbij het inbeslaggenomen voertuig meerdere keren in de buurt van de strafbare feiten was gezien. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk was dat een rechter later het voertuig verbeurd zou verklaren. Gelet op deze overwegingen verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, wat betekent dat het beslag op het voertuig gehandhaafd blijft.

De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van griffier mr. J. van Eekelen. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 22-006741
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedatum] te onbekend
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, Parktstraat 10, 4818 SJ Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 en artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 24 maart 2022 onder klager een personenauto Citroën C1 met [kenteken] in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 31 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. S. van Minderhout als waarnemend gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat de officier van justitie heeft besloten de auto verbeurd te verklaren. Klager kan zich daar niet in vinden. Hij is de eigenaar van het voertuig en wordt bezwaard door het beslag. Het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave van het voertuig.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het voertuig is gebruikt bij het plegen van strafbare feiten en daardoor voor verbeurdverklaring in aanmerking komt. Desgevraagd heeft de officier van justitie in raadkamer aangevoerd dat de vermelding van artikel 94a Sv in de kennisgeving van inbeslagneming berust op een verschrijving. Er ligt uitsluitend klassiek beslag.
De raadsvrouw heeft in raadkamer aangevoerd dat op basis van de bakengegevens en de mastgegevens niet vastgesteld kan worden dat klager de bestuurder van het voertuig was en ook niet dat het voertuig gebruikt werd bij het plegen van strafbare feiten.

2. De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager is aangemerkt als verdachte in een onderzoek naar oplichting en witwassen. Bij aangevers werden de pinpas en de pincode ontfutseld. Uit het raadkamer dossier blijkt dat hierbij het inbeslaggenomen voertuig meerdere keren is gezien, dat het voertuig meerdere keren in de buurt was ten tijde van de strafbare feiten en dat klager ook is gezien als de bestuurder van het voertuig. Dit is door klager betwist, maar er is niet onderbouwd waarom deze bevindingen niet zouden kloppen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter, later oordelend, het inbeslaggenomen voertuig verbeurd zal verklaren.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).