ECLI:NL:RBZWB:2022:8292

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-007238
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een zonnebril

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die een zonnebril in beslag had genomen. Klager, vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw mr. S. van Minderhout, stelde dat de zonnebril op 11 maart 2022 was aangeschaft en dat het belang van strafvordering zich niet tegen teruggave verzet. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, betoogde echter dat de zonnebril was gekocht met geld dat verkregen was uit de aan klager verweten feiten, en dat de bril daarom voor verbeurdverklaring in aanmerking kwam.

De rechtbank heeft vastgesteld dat klager als verdachte is aangemerkt in een onderzoek naar oplichting en witwassen, en dat er aanwijzingen zijn die naar klager wijzen. De rechtbank overwoog dat het onderzoek in raadkamer summier van aard is en dat de rechter niet kan treden in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak. De rechtbank concludeerde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter later de verbeurdverklaring van de zonnebril zal bevelen, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard, wat betekent dat de inbeslagname van de zonnebril in stand blijft. Deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie en de klager worden aangevochten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na de datum van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 22-007238
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 2000 te onbekend
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H.M. Dunsbergen, Parkstraat 10, 4818 SJ Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 31 maart 2022 onder klager een zonnebril in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 6 april 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en mr. S. van Minderhout als waarnemend gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat klager de zonnebril op 11 maart 2022 heeft gekocht. Door klager is een factuur overgelegd. Naar de mening van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de teruggave van de zonnebril.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de zonnebril is aangeschaft met geld dat is verkregen uit de aan klager verweten feiten. Om die reden komt de bril voor verbeurdverklaring in aanmerking. Dit standpunt heeft hij in raadkamer herhaald.
Voorafgaand aan de behandeling in raadkamer heeft de raadsvrouw opnamebewijzen overgelegd. In raadkamer heeft zij aangevoerd dat uit deze bewijzen blijkt dat klager beschikte over voldoende legale middelen om de zonnebril te kunnen kopen en contant te kunnen voldoen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat klager is aangemerkt als verdachte in een onderzoek naar oplichting en witwassen. Er zijn meerdere aanwijzingen die naar klager wijzen. De periode waarin deze feiten zouden zijn gepleegd is begonnen op 2 februari 2022. Uit de factuur bij het klaagschrift blijkt dat de inbeslaggenomen zonnebril op 11 maart 2022 is aangeschaft. Om die reden is het mogelijk dat de zonnebril is aangeschaft met de opbrengsten van de oplichting. Uit de door de raadsvrouw toegezonden stukken blijkt uitsluitend dat er contante geldbedragen zijn opgenomen en niet wat de inkomsten en overige uitgaven van klager zijn. Voorts is ook niet gebleken dat met de bedragen die opgenomen zijn de zonnebril is voldaan. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat een rechter later oordelend de verbeurdverklaring van de zonnebril zal bevelen.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).