Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 mei 2022
- het B16-formulier van IPC van 17 mei 2022
- het B16-formulier van VCB van 18 mei 2022.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is een vordering aanhangig gemaakt door IPC Services, een rechtspersoon naar vreemd recht gevestigd in Dendermonde, België, tegen Van Citters Beheer B.V., gevestigd in Ritthem. De zaak betreft een geschil over betaling van facturen en de toepassing van een overeengekomen toeslag voor overwerk. IPC heeft in een tussenvonnis van 4 mei 2022 de gelegenheid gekregen om tegenbewijs te leveren, maar heeft hiervan geen gebruik gemaakt. Hierdoor gaat de rechtbank ervan uit dat de overeengekomen toeslag niet van toepassing is. IPC vordert betaling van een bedrag van € 13.454,32, vermeerderd met wettelijke handelsrente, en een bedrag van € 336,57, eveneens vermeerderd met wettelijke handelsrente. Daarnaast vordert IPC vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van € 1.230,00. De rechtbank heeft geoordeeld dat IPC recht heeft op een vergoeding van € 912,91 voor buitengerechtelijke kosten. Van Citters Beheer wordt veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 3.311,71. De rechtbank heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde afgewezen.