ECLI:NL:RBZWB:2022:8295

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-004474
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging op telefoon in oplichtingszaak

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die in deze procedure werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. C.E.J.E. Kouijzer. De zaak betrof de opheffing van een beslag dat was gelegd op een Apple iPhone 12 van klager, welke in beslag was genomen op 14 augustus 2021 in het kader van een oplichtingsonderzoek. Klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, dat op 22 juni 2022 in raadkamer werd behandeld. De officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, stelde dat klager als opdrachtgever voor een strafbaar feit was aangewezen en dat de telefoon nog onderzocht moest worden. Klager had geweigerd de toegangscode van de telefoon te verstrekken, waardoor het onderzoek vertraagd werd. De rechtbank oordeelde dat het belang van de strafvordering het voortduren van het beslag vorderde, omdat het onderzoek aan de telefoon noodzakelijk was voor de waarheidsvinding. De rechtbank verklaarde het klaagschrift ongegrond, omdat er geen reden was om het beslag op te heffen. De beslissing werd genomen door rechter mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van griffier mr. J. van Eekelen, en is op dezelfde dag openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Middelburg
parketnummer: -
rk.nummer: 22-004474
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.E.J.E. Kouijzer, Oostperkweg 37, 4332 SB Middelburg
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 14 augustus 2021 onder klager een Apple iPhone 12 in beslag is genomen;
  • het klaagschrift, ingediend op 1 maart 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 22 juni 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, klager en mr. C.E.J.E. Kouijzer als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan de klager. Daartoe is aangevoerd dat volgens [hoofdagent] het onderzoek aan de telefoon is afgerond. Klager wordt bezwaard door het voortduren van het beslag en er is inmiddels voldoende tijd geweest voor het onderzoek. In raadkamer heeft de raadsvrouw het standpunt herhaald en betoogd dat het Openbaar Ministerie niet heeft toegelicht waarom het onderzoek aan de telefoon niet eerder plaats heeft kunnen vinden.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat [medeverdachte] klager heeft aangewezen als de opdrachtgever voor een strafbaar feit. Om deze reden moet de telefoon van klager nog worden onderzocht. Klager heeft geweigerd de toegangscode voor de telefoon te geven en daarom is de telefoon aangemeld voor destructief onderzoek. De telefoon is aangemeld op de wachtlijst om dit onderzoek uit te kunnen voeren. Het Openbaar Ministerie is voornemens klager na dit onderzoek te dagvaarden en te vervolgen.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat er sprake is van een verdenking tegen klager in een oplichtingszaak. In het belang van de waarheidsvinding moet in dit verband onderzoek kunnen worden verricht aan de telefoon van klager. Uit het dossier is niet gebleken dat dit onderzoek al daadwerkelijk is verricht. Er bestaat dus een strafvorderlijk belang bij het voortduren van het beslag. Het onderzoek aan de telefoon had voorspoediger kunnen verlopen indien de politie zou beschikken over de toegangscode. Het is een feit van algemene bekendheid dat onderzoek zonder toegangscode meer tijd in beslag neemt en dat de wachttijden vele malen langer zijn. Klager heeft het recht om de toegangscode niet te verstrekken, maar daarmee kiest hij ook bewust voor een langere onderzoeksperiode. Hoewel er al een geruime tijd is verstreken sinds het moment van inbeslagname, is de rechtbank van oordeel dat dit enkele tijdsverloop het voortduren van het beslag vooralsnog niet disproportioneel maakt.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).