ECLI:NL:RBZWB:2022:8296

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22-008164
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 6 juli 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoeker, geboren in 1975. Het verzoekschrift, dat op 15 april 2022 ter griffie is ingekomen, betreft een schadevergoeding ten laste van de Staat. Tijdens de zitting op 22 juni 2022 zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld, en de gemachtigd advocaat van verzoeker, mr. P. Th. van Alkemade, gehoord. Verzoeker was niet aanwezig bij de behandeling van het verzoek.

Verzoeker stelde dat hij een transactie was opgelegd, maar deze nooit heeft ontvangen. Later werd hij uitgenodigd voor een zitting bij de kantonrechter, waar de zaak werd geseponeerd vanwege de oudheid van het feit. De raadsman van verzoeker vond het redelijk om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. De officier van justitie betwistte dit en stelde dat verzoeker zelf verantwoordelijk was voor de kosten, aangezien hij een strafbaar feit had gepleegd.

De rechtbank overwoog dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen, maar dat er geen gronden van billijkheid aanwezig waren om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Verzoeker was aangehouden voor onverzekerd rijden, wat een strafbaar feit is. De zaak was geseponeerd vanwege de oudheid van het feit, wat een beleidssepot betreft. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding af, evenals het verzoek tot een forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing werd genomen door mr. E.B. Prenger, rechter, in aanwezigheid van griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96-324516-20
rk-nummer: 22-008164
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 15 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1975, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. Th. van Alkemade, Oranje Nassaulaan 18, 5211 AX in ’s-Hertogenbosch.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 302,50, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 9 februari 2022;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld en mr. Van Alkemade, gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek aanwezig geweest.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hem een transactie was opgelegd en dat hij die nooit heeft gekregen en toen later werd uitgenodigd voor een zitting bij de kantonrechter. Toen pas werd er beslist om de zaak te seponeren omdat het feit oud was. Een transactie is echter geen schuldbekentenis. Hij wilde bijstand vanwege de transactie die hij niet had gekregen en zijn oproep voor de kantonrechter. De raadsman acht het redelijk en billijk om deze kosten toe te kennen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het niet redelijk en billijk is om de kosten te vergoeden omdat verzoeker een strafbaar feit heeft gepleegd en daarom de verdenking aan zichzelf te wijten heeft gehad. De zaak is dan ook niet geseponeerd omdat verzoeker geen strafbaar feit heeft gepleegd, maar slechts omdat de zaak erg oud was.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
De rechtbank is van oordeel dat verzoeker de tegen hem gerezen verdenking en de daarop volgende kosten van rechtsbijstand aan zichzelf te wijten heeft gehad. Uit het voor de raadkamer beschikbare dossier en het verhandelde ter zitting maakt de rechtbank op dat verzoeker is aangehouden voor onverzekerd rijden. Hij heeft daarmee een strafbaar feit gepleegd. De zaak is geseponeerd vanwege de oudheid van het feit. Dit betreft derhalve een beleidssepot. Gelet hierop acht de rechtbank geen gronden van billijkheid aanwezig een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand toe te kennen.
Nu het verzoek tot toekennen van een vergoeding worden afgewezen, wijst de rechtbank ook het verzoek tot het toekennen van een forfaitaire vergoeding voor het indienen en de behandeling van het verzoekschrift in raadkamer af.

3.De beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding af.
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).