Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 260,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
- € 250,00, voor vergoeding van vermogensschade;
- € 1.300,00, voor vergoeding immateriële schade;
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 2.208,02, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de kennisgeving sepot van 3 april 2022;
- de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 20 juli 2021 in verzekering is gesteld en op 21 juli 2021 in vrijheid is gesteld;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
2 dagen in verzekeringdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
€ 260,00.
€ 2.208,02is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 260,00, bestaande uit vergoeding van de schade wegens de ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
€ 3.148,02zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Daniëls Marcus Van Reeven Advocaten, onder vermelding van “ [naam] 22-008377 en 22-008376”.