ECLI:NL:RBZWB:2022:8298

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
22-003483 en 22-003484
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding in strafzaken met betrekking tot inverzekeringstelling en rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend door een verzoeker die in verband met een strafzaak schadevergoeding vroeg voor ondergane inverzekeringstelling en rechtsbijstand. De verzoekschriften waren ingediend op 17 februari 2022 en betroffen de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 2001, had zijn verzoek ingediend via zijn advocaat, mr. N. Assouiki. Tijdens de behandeling in raadkamer op 22 juni 2022 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld, heeft zich verzet tegen de toekenning van de schadevergoeding, stellende dat er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet in verzekering is gesteld, wat een voorwaarde is voor toekenning van schadevergoeding op basis van artikel 533 Sv. De rechtbank heeft echter begrip getoond voor de impact van de aanhouding op de jeugdige verzoeker, maar kon het verzoek op basis van de wet niet toewijzen. De rechtbank heeft wel de kosten van rechtsbijstand en reiskosten voor de zitting toegewezen, omdat deze voldoende onderbouwd waren. Uiteindelijk heeft de rechtbank de verzoeken tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van € 4.285,49, waarvan € 3.591,28 voor rechtsbijstand, € 14,21 voor reiskosten, en € 680,00 voor de indiening en behandeling van de verzoekschriften. De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger, in aanwezigheid van griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-156123-21
rk-nummers: 22-003483 en 22-003484
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 17 februari 2022 in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 2001, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Assouiki, gevestigd en kantoorhoudende aan de Bisschop Zwijsenstraat 25, 5038 VA Tilburg.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 200,00, € 200,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 Het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 3.591,28, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 18,01, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 29 november 2021, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R.M.A. in ’t Veld en mr. Assouiki als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de tijd die hij op het politiebureau heeft doorgebracht, heel veel impact heeft gehad, gelet op zijn leeftijd en het feit dat hij nooit eerder met justitie in aanraking was geweest. Hoewel hij op dat moment formeel niet in verzekering was gesteld, is de raadsvrouw van mening dat toewijzing van het verzochte in de rede ligt. Ook de reiskosten in het kader van het bezoek aan de raadsvrouw zijn redelijk en billijk en dienen te worden vergoed.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de stukken naar voren komt dat er geen inverzekeringstelling heeft plaatsgevonden. Om die reden kan de daartoe verzochte vergoeding niet worden toegekend. De reiskosten die verzoeker heeft gemaakt om naar zijn raadsvrouw te gaan, worden conform vaste jurisprudentie ook niet vergoed. De officier van justitie geeft aan dat bij de raadsvrouw bekend had moeten zijn dat op grond van vaste regelgeving en jurisprudentie deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen en had moeten weten dat het indienen van dit verzoek en de behandeling op zitting tot niets zouden leiden. Om die reden vindt de officier van justitie dat slechts de forfaitaire vergoeding voor indiening van het verzoekschrift, te weten een bedrag van 340,00 euro, voor toewijzing in aanmerking komt en het overige dient te worden afgewezen. De kosten voor rechtsbijstand en reiskosten ten behoeve van de zitting kunnen wel worden toegewezen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv stelt de rechtbank op grond van de haar ter beschikking staande stukken dat verdachte niet in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft begrip voor het feit dat de aanhouding en het verblijf op het politiebureau, zeker gelet op de jeugdige leeftijd van verzoeker, enorme impact heeft gehad. Echter, gelet op de wettelijke grondslag van artikel 533 Sv waarbij een vergoeding enkel kan worden toegekend als van inverzekeringstelling sprake is geweest, is er geen ruimte voor toewijzing van het verzochte bedrag. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 3.591,28is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 14,21 toe.
De reiskosten in het kader van een bezoek aan de raadsvrouw vallen, buiten het beslissingskader van artikel 533 Sv (zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2014:1898). Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
Ten aanzien van de toewijzing van de forfaitaire vergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
De officier van justitie heeft weliswaar betoogd dat de forfaitaire vergoeding voor de behandeling van het verzoekschrift dient te worden afgewezen, maar de rechtbank is van oordeel dat de raadsvrouw, gelet op de belangen van haar cliënte, de gelegenheid dient te krijgen het verzoek op zitting mondeling toe te lichten, ook als de haalbaarheid van het verzoek twijfelachtig is. Om die reden zal de rechtbank de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer, te weten het forfaitaire bedrag van
€ 680,00,toekennen.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe, af;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 4.285,49, bestaande uit:
- € 3.591,28 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 14,21 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van € 4.285,49 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden van Advocatenkantoor Assouiki, onder vermelding van “ [naam] , parketnummer 02-156123-21.”
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022..
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).