ECLI:NL:RBZWB:2022:8299

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21-018138
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding ex artikel 530 Sv in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoeker, geboren in 2006, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. N. Assouiki. Het verzoek betreft een schadevergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten in het kader van de strafprocedure. Tijdens de zitting op 22 juni 2022 zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld, en de raadsvrouw gehoord. Verzoeker was niet aanwezig, maar zijn raadsvrouw betoogde dat de kosten voor rechtsbijstand vergoed dienden te worden, ondanks het ontbreken van een urenspecificatie van de vorige advocaat. De officier van justitie stelde dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen zonder deze specificatie, maar dat de reiskosten voor een bezoek aan de raadsvrouw wel vergoed konden worden.

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor rechtsbijstand niet voldoende onderbouwd waren, aangezien er geen specificatie van het aantal bestede uren was overgelegd. De rechtbank wees het verzoek om vergoeding van deze kosten af. Wel werden de reiskosten voor het bijwonen van de zitting, die voldoende onderbouwd waren, toegewezen. Daarnaast werd een forfaitair bedrag voor de kosten van de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer toegekend. Uiteindelijk werd het verzoek tot schadevergoeding toegewezen tot een totaalbedrag van € 691,60, bestaande uit € 11,60 aan reiskosten en € 680,00 voor de behandeling van het verzoekschrift.

De beslissing is genomen door rechter mr. E.B. Prenger en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-039746-20
rk-nummer: 21-018138
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 25 november 2021, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2006, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. N. Assouiki, Bisschop Zwijsenstraat 25, 5039 VA Tilburg.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 534,99, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • € 17,80, voor vergoeding van reiskosten;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de kinderrechter van 30 september 2021, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld en mr. N. Assouiki als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is, hoewel deugdelijk opgeroepen, niet aanwezig geweest.
De raadsvrouw heeft betoogd dat zij opvolgend raadsvrouw is voor verzoeker en dat zij van de vorige advocaat, mr. Govers, geen urenspecificatie heeft ontvangen. Zij geeft aan dat de nota die zij van hem heeft gekregen niet op uren maar op RVV punten is gebaseerd en dat het redelijk is om deze kosten te vergoeden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor rechtsbijstand niet voor vergoeding in aanmerking komen nu deze niet met een urenspecificatie zijn onderbouwd. Ten aanzien van de reiskosten stelt de officier van justitie dat de reiskosten die verzoeker heeft gemaakt voor een bezoek aan zijn raadsvrouw niet toewijsbaar zijn en de overige reiskosten wel.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van € 534,99 is niet in voldoende mate onderbouwd. Aan de hand van het aan cliënt in rekening gebrachte bedrag wordt de redelijkheid van het aantal bestede uren en uurtarief beoordeeld, naar de aard, omvang en complexiteit van de zaak. Om dit goed te kunnen beoordelen is een specificatie van het aantal aan de zaak bestede uren noodzakelijk. Een afschrift van dergelijke nota is niet overgelegd. De rechtbank zal het verzochte bedrag aan kosten rechtsbijstand dan ook afwijzen.
De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten in verband met het bijwonen van de zitting, voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank wijst de verzochte reiskosten ter hoogte van
€ 11,60toe.
De reiskosten in het kader van een bezoek aan de raadsvrouw vallen, buiten het beslissingskader van artikel 533 Sv (zie onder meer ECLI:NL:GHARL:2014:1898). Het verzoek zal in zoverre worden afgewezen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 691,60, bestaande uit:
- € 11,60 aan reiskosten; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 691,60zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Derdengelden van Advocatenkantoor Assouiki, onder vermelding van “ [naam] , parketnummer 02-039746-20.”
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).