ECLI:NL:RBZWB:2022:8300

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
22-004992 en 22-004993
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek schadevergoeding in verband met onterecht ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een minderjarige verzoeker, die schadevergoeding vroeg voor de gevolgen van zijn aanhouding en voorlopige hechtenis. De verzoekschriften waren ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. C.D.W. Herrings, stelde dat hij zonder enige aanleiding door de politie was aangehouden en dat hij onterecht op het politiebureau was vastgehouden zonder dat er sprake was van een formele inverzekeringstelling. Hij vroeg een schadevergoeding van € 130,00 voor de ondergane inverzekeringstelling en € 1.344,19 voor de kosten van rechtsbijstand, alsook een vergoeding voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank overwoog dat, hoewel de aanhouding en de gevolgen daarvan voor de verzoeker zeer ingrijpend waren, er op basis van de wet geen mogelijkheid was om de schadevergoeding voor de inverzekeringstelling toe te kennen, omdat er geen formele inverzekeringstelling had plaatsgevonden. De rechtbank wees het verzoek tot schadevergoeding ex artikel 533 Sv af, maar kende wel de kosten van rechtsbijstand toe, omdat deze voldoende onderbouwd waren. De rechtbank besloot om een totaalbedrag van € 2.024,19 toe te kennen, bestaande uit € 1.344,19 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de kosten van de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer.

De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier G.T.A. Schuurmans-Knoop en is openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-339204-21
rk-nummers: 22-004992 en 22-004993
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 maart 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 2005, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. C.D.W. Herrings, Ericssonstraat 2, 5121 ML Rijen.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 130,00, € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 Het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 1.344,19, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 20 december 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.M.A in ‘t Veld, verzoeker en zijn ouders, alsmede mr. Herrings, advocaat van verzoeker, gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat in voorkomende gevallen op grond van artikel 5 EVRM toch een vergoeding voor het ophouden op het politiebureau kan worden toegekend ook al is er formeel geen sprake geweest van een inverzekeringstelling. Verzoeker is minderjarig. Hij is zomaar aangehouden zonder enige aanleiding, is van zijn bed getrokken door de politie en heeft heel lang op het bureau moeten wachten voordat de advocaat werd ingeschakeld. Onder die omstandigheden is een vergoeding redelijk en billijk.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking komen. De verzochte schadevergoeding ex artikel 533 Sv is niet toewijsbaar omdat verzoeker niet in verzekering is gesteld en de wet daarom niet de mogelijkheid geeft om een bedrag toe te kennen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 533 Sv stelt de rechtbank op grond van de haar ter beschikking staande stukken vast dat verdachte niet in verzekering is gesteld. De rechtbank heeft begrip voor het feit dat de aanhouding, zeker gelet op de jeugdige leeftijd van verzoeker, enorme impact heeft gehad. Echter, gelet op de wettelijke grondslag van artikel 533 Sv waarbij een vergoeding enkel kan worden toegekend wanneer van inverzekeringstelling sprake is geweest, is er geen ruimte voor toewijzing van het verzochte bedrag. Het verzoek dient dan ook te worden afgewezen.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 1.344,19is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank niet onbillijk voor. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.024,19, bestaande uit:
- € 1.344,19 aan kosten van rechtsbijstand; en
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.024,19zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van de Stichting Beheer Derdengelden De Strafpleiters Herrings &
Pirone onder vermelding “Schadevergoeding [naam] .”
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).