Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P.F.M. Gulickx, Smederijstraat 2, 4814 DB Breda
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.820,00, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 13.200,00, voor vergoeding van gederfde inkomsten;
- € 1.939,00, voor vergoeding van kosten CBR;
- € 365,00, voor vergoeding van griffiegelden en kosten voorlopige voorziening;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 21 januari 2022 waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 1.820,00zijn in voldoende mate onderbouwd en worden door het Openbaar Ministerie niet betwist. Nu het bedrag de rechtbank ook niet onbillijk voorkomt, zal zij dit bedrag toewijzen.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 2.710,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden P.F.M. Gulickx te Breda, onder vermelding van “ [naam] ”.