ECLI:NL:RBZWB:2022:8307

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
22-003075 en 22-003062
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis. De verzoeker, geboren in 1970, had op 17 oktober 2019 in verzekering gesteld en was op 1 november 2019 weer in vrijheid gesteld. Hij verzocht om een schadevergoeding van € 1.720,00 voor 16 dagen onterecht in voorlopige hechtenis, waarvan 4 dagen op het politiebureau en 12 dagen in het Huis van Bewaring. Daarnaast vroeg hij om vergoeding van de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift, die hij begrootte op € 340,00 of € 680,00 afhankelijk van de behandeling in raadkamer.

Tijdens de zitting op 22 juni 2022 werd de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld, gehoord, die zich kon vinden in het verzoek van de verzoeker. De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en dat de verzoeker recht had op schadevergoeding op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank concludeerde dat de gevraagde schadevergoeding van € 1.720,00 voor de voorlopige hechtenis en € 680,00 voor de kosten van het verzoekschrift conform de LOVS-uitgangspunten was en dat er geen redenen waren om hiervan af te wijken.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van de schadevergoeding toegewezen en bepaald dat een totaalbedrag van € 2.400,00 aan de verzoeker zal worden overgemaakt. De beslissing is genomen door rechter E.B. Prenger en is openbaar uitgesproken op 6 juli 2022. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-249716-19
rk-nummers: 22-003075 en 22-003062
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 11 februari 2022, in de zaak:
[verzoeker] ,
geboren op [geboortedag] 1970, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. H. van Asselt, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal.
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.720,00, € 1.720,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 14 januari 2022, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 17 oktober 2019 in verzekering is gesteld en op 1 november 2019 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie mr. R.M.A in ’t Veld en mr. H. van Asselt als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Namens verzoeker is aangevoerd dat hij in totaal 16 dagen onterecht in voorlopige hechtenis heeft verbleven, waarvan vier dagen op het politiebureau en hij om die reden verzoekt om toewijzing van een schadevergoeding van in totaal € 1.720,00 ( 4 x € 130,00 en 12 x € 100,00).
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld zich te kunnen vinden in het verzoek en heeft gesteld dat het verzoek dan ook integraal toewijsbaar is.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
16 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht[, waarvan 4 dagen op het politiebureau en 12 dagen in het Huis van Bewaring.. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 1.720,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.720,00, bestaande uit:
- € 1.720,00, voor schade als gevolg van ondergane voorlopige hechtenis;
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 680,00, bestaande uit:
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.400,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Beheer Derdengelden Van Asselt & Broere Strafrechtadvocaten
onder vermelding van “schadevergoeding [naam] 02/249716-19.”
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).