ECLI:NL:RBZWB:2022:8310

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2022
Publicatiedatum
18 januari 2023
Zaaknummer
21-020371
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning schadevergoeding ex artikel 530 Sv na beëindiging strafzaak zonder veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door verzoekster, geboren in 1970. Het verzoekschrift, dat op 23 december 2021 ter griffie is ingekomen, betreft de toekenning van een schadevergoeding ten laste van de Staat voor gemaakte kosten van rechtsbijstand. Tijdens de zitting op 22 juni 2022 zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, verzoekster en haar advocaat, mr. L.P. Kabel, gehoord. De raadsman heeft betoogd dat het redelijk en billijk is om de kosten voor rechtsbijstand te vergoeden, vooral omdat het Openbaar Ministerie ervoor heeft gekozen de strafzaak niet door te zetten, wat in het voordeel van verzoekster moet worden uitgelegd. De officier van justitie heeft uiteindelijk ingestemd met de toewijzing van de kosten voor rechtsbijstand, omdat er geen omstandigheden zijn die verzoekster aan zichzelf te wijten heeft gehad die tot het ongeval hebben geleid.

De rechtbank heeft overwogen dat zij bevoegd is om het verzoek in behandeling te nemen, aangezien de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de kosten van rechtsbijstand, ter hoogte van € 2.191,11, voldoende zijn onderbouwd en niet onbillijk zijn. Daarnaast zijn de kosten van € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer toegewezen. De totale schadevergoeding bedraagt dus € 2.871,11, die zal worden overgemaakt op de rekening van de Stichting Beheer Derdengelden SMART Advocaten. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, G.T.A. Schuurmans-Knoop, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02-203850-21
rk-nummer: 21-020371
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 23 december 2021, in de zaak:
[verzoekster] ,
geboren op [geboortedag] 1970, te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. L.P. Kabel, Luchthavenweg 53, 5657 EA Eindhoven.
Verzoekster is [verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.191,11, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 10 november 2021;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 22 juni 2022 heeft het onderzoek in raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, verzoekster en mr. L.P. Kabel, advocaat van verzoekster gehoord.
Namens verzoekster is aangevoerd dat het redelijk en billijk is om de kosten voor rechtsbijstand te
vergoeden. Of er sprake is geweest van een strafrechtelijk relevant aandeel van verzoekster bij het ongeval, was een vraag ter beoordeling van de inhoudelijke strafzaak geweest. Echter, het Openbaar Ministerie heeft er voor gekozen om de zaak niet te door te zetten. Dat dient in het voordeel van verzoekster te worden uitgelegd nu het geenszins zeker is dat het in onderhavig geval tot een veroordeling was gekomen. De raadsman heeft daarbij aangegeven dat de Poolse man, die rechtstreeks achterop het slachtoffer reed, recent is vrijgesproken.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat bij nader inzien de kosten voor rechtsbijstand toewijsbaar zijn omdat hij uit de dossierstukken niet kan herleiden dat er sprake is geweest van omstandigheden die verzoekster aan zichzelf te wijten heeft gehad en die tot het ongeval hebben geleid. Daarom zijn er thans wel gronden van redelijkheid en billijkheid om de kosten voor rechtsbijstand toe te wijzen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.191,11in voldoende mate is onderbouwd en de rechtbank niet onbillijk voorkomt. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 2.871,11, bestaande uit:
- € 2.191,11 aan kosten van rechtsbijstand, en;:
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
bepaalt dat een bedrag van
€ 2.871,11zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van de Stichting Beheer Derdengelden SMART Advocaten, onder vermelding van “ [naam] , parketnummer 02-203850-21.”
Deze beslissing is op 6 juli 2022 gegeven door mr. E.B. Prenger, rechter, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 juli 2022 .
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).