ECLI:NL:RBZWB:2022:8331

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-010384
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake teruggave inbeslaggenomen auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van klager, die verzocht om teruggave van zijn inbeslaggenomen auto, een Jeep Grand Cherokee. Klager had eerder een klaagschrift ingediend, maar dit was ongegrond verklaard. Klager stelde dat er nieuwe feiten en omstandigheden waren die een hernieuwd verzoek rechtvaardigden, aangezien er conservatoir beslag was gelegd op de auto en er een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aanhangig was gemaakt. De officier van justitie had echter al aangegeven dat er geen strafvorderlijk belang meer was bij de inbeslagname van de auto en dat deze inmiddels aan klager was geretourneerd.

De rechtbank oordeelde dat, hoewel klager opnieuw een klaagschrift had ingediend, het beslag op de auto op 25 juni 2022 al was beëindigd. Dit betekende dat klager niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beklag. De rechtbank benadrukte dat de last tot teruggave aan beslagene bepalend is voor de ontvankelijkheid van het klaagschrift, en dat de feitelijke teruggave niet doorslaggevend is. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door zowel het Openbaar Ministerie als klager, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/303079-21
rk.nummer: 22-010384
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1966,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas, Chassésingel 4, 4811 HA Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 26 augustus 2021 onder klager in beslag is genomen: een personenauto, merk, Jeep, type, Grand Cherokee en voorzien van [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 18 mei 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de aantekening mondeling vonnis van de politierechter van 7 juni 2022;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Klager en zijn raadsman zijn behoorlijk opgeroepen, maar met bericht van verhindering niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat er door klager eerder is verzocht tot teruggave van zijn inbeslaggenomen auto (Jeep, [kenteken] ). Dit beklag heeft eerder geleid tot een niet-ontvankelijkheid. Desalniettemin is klager van mening dat recente ontwikkelingen ertoe bij hebben gedragen dat klager (hernieuwd) belang en recht heeft bij een nieuw klaagschrift. Inmiddels is duidelijk geworden dat er conservatoir beslag op grond van art. 94a Sv. is gelegd op de auto. Er is een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel jegens klager aanhangig gemaakt ter hoogte van het conservatoir beslag zijnde € 20.517,00. De auto is thans nog in het bezit van het Openbaar Ministerie. Klager wil de auto als zijn eigendom terug hebben. Er is geen enkel strafvorderlijk belang meer gediend bij de verdere inbeslagname van de auto. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt zijn klaagschrift gegrond te verklaren onder teruggave van de auto aan klager.
De officier van justitie heeft zich op voorhand op het standpunt gesteld dat er geen strafvorderlijk belang meer aanwezig is bij de verdere inbeslagname van de auto. Het Openbaar Ministerie zal niet in hoger beroep gaan tegen de afwijzing van de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel en de auto is (inmiddels) geretourneerd aan klager.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt vast dat door klager eerder een klaagschrift is ingediend, ook strekkende tot teruggave van de auto in kwestie, waarop bij beschikking van deze rechtbank van 22 maart 2022 is beslist dat het beklag ongegrond was. Zolang het beslag niet is geëindigd, is het niet uitgesloten dat een belanghebbende opnieuw een klaagschrift indient strekkende tot teruggave aan hem van de op de voet van artikel 94 of 94a Sv in beslag genomen voorwerpen, indien een eerder door hem met datzelfde doel ingediend klaagschrift waarop ten gronde is beslist, niet heeft geleid tot teruggave aan hem. De rechtbank is van oordeel dat de nieuwe feiten en omstandigheden in het hernieuwde beklag erin gelegen zijn dat de politierechter inmiddels einduitspraak heeft gedaan in de strafzaak tegen klager en dat tevens de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel is afgewezen. Daarbij is de auto thans nog in conservatoir beslag en wenst klager over de auto te beschikken. De rechtbank komt hierdoor toe aan de verdere beoordeling van dit klaagschrift.
Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of klager verder ontvankelijk is in zijn
klaagschrift. Ingevolge artikel 134, tweede lid onder a Sv eindigt het beslag, indien het in beslag
genomen voorwerp wordt teruggegeven. Daarbij is niet de feitelijke teruggave doorslaggevend, maar de last tot teruggave aan beslagene. Uit een mailwisseling tussen de officier van justitie en de raadsman van klager blijkt dat al op 25 juni 2022 door het Openbaar Ministerie opdracht is gegeven tot teruggave van de auto aan klager.
Nu het beslag reeds op 25 juni 2022 is beëindigd, zal klager niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beslissing is op 25 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).