ECLI:NL:RBZWB:2022:8346

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 juli 2022
Publicatiedatum
19 januari 2023
Zaaknummer
22-006703 en 22-006704
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding op verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 juli 2022 uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding van een gewezen verdachte. Het verzoekschrift was ingediend op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1983, had schadevergoeding aangevraagd voor kosten die hij had gemaakt in verband met zijn voorlopige hechtenis en de behandeling van zijn zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker recht heeft op een schadevergoeding voor de dagen die hij in verzekering heeft doorgebracht, alsook voor vermogensschade die hij heeft geleden door de ondergane voorlopige hechtenis. De officier van justitie heeft ingestemd met het verzoek, met uitzondering van de gevorderde reiskosten, waarop de advocaat van de verzoeker heeft aangegeven dat hij akkoord ging met deze afwijzing. De rechtbank heeft zonder mondelinge behandeling beslist en heeft de verzoeker een schadevergoeding toegekend van in totaal € 529,60, bestaande uit € 130,00 voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis, € 399,60 voor gederfde inkomsten, en € 340,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De gevorderde reiskosten zijn afgewezen. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, J. van 't Westende, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/065793-22
rk-nummers: 22-006703 en 22-006704
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), in de zaak van verzoeker:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1983 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. M. Houweling,

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 130,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
  • € 399,60, voor vergoeding van vermogensschade;
  • € 108,00, voor vergoeding van reiskosten;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 340,00 € 340,00 zijnde de kosten voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift;
  • de kennisgeving sepot;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
De officier van justitie heeft de schriftelijke reactie aan de advocaat van verzoeker doen toekomen. De officier van justitie kan instemmen met het verzochte met uitzondering van de door verzoeker gevorderde reiskosten. De advocaat van verzoeker heeft, schriftelijk, laten weten in te kunnen stemmen met de afwijzing van de verzochte reiskosten. De advocaat van verzoeker heeft er tevens mee ingestemd dat het verzoek zonder behandeling ter zitting wordt afgedaan.
De rechtbank zal zonder mondelinge behandeling op het verzoekschrift beslissen.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt
geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane
verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
één dag in verzekeringdoorgebracht. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De gevraagde vergoeding is conform de LOVS-uitgangspunten. De rechtbank ziet geen reden daarvan af te wijken. De rechtbank zal naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 130,00.
Ten aanzien van de verzochte kosten in verband met de gederfde inkomsten is de rechtbank van oordeel dat sprake is van vermogensschade die op grond van artikel 533 Sv vergoed dient te worden. De rechtbank wijst deze vermogensschade ter hoogte van
€ 399,60op gronden van billijkheid toe.
De gevorderde reiskosten worden afgewezen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van het verzoekschrift wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 529,60, bestaande uit:
- € 130,00, voor de onterecht ondergane voorlopige hechtenis; en
- € 399,60, voor de gederfde inkomsten.
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, bestaande uit:
- € 340,00 zijnde de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 869,60zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Van de Luijtgaarden Advocaten B.V., onder vermelding van “ [naam] ”.
Deze beslissing is op 25 juli 2022 gegeven door mr. R.J.H. de Brouwer, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).