Uitspraak
1.De procedure
- de brief van mr. Jurgers van 26 oktober 2022 met producties 18 tot en met 21;
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 374,00(2,00 punten × € 187,00)
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over de huurovereenkomst van een woning in Moerdijk. De eiseres vorderde ontbinding van de huurovereenkomst omdat de gedaagde zonder toestemming een gedeelte van de woning had onderverhuurd, wat in strijd was met artikel 8 van de huurovereenkomst. De eiseres stelde dat de gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen, wat leidde tot een huurachterstand en de onrechtmatige onderverhuur. De gedaagde erkende dat hij een kamer had onderverhuurd, maar voerde aan dat hij hierover mondelinge afspraken met de eiseres had gemaakt en dat hij de huurbetalingen had opgeschort vanwege een dreigende executoriale verkoop van de woning.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde inderdaad tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door de woning zonder toestemming onder te verhuren. De rechter overwoog dat de eiseres de gedaagde herhaaldelijk had gewezen op het feit dat onderverhuur niet was toegestaan. De kantonrechter besloot dat de tekortkoming van de gedaagde de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigde. De gedaagde werd veroordeeld om de woning binnen drie maanden na betekening van het vonnis te ontruimen en een schadevergoeding van € 925,00 per maand te betalen aan de eiseres, te rekenen vanaf de datum van ontbinding van de huurovereenkomst tot de datum van ontruiming.
De rechter wees de vorderingen van de eiseres tot betaling van huur en schadevergoeding voor de periode vóór de ontbinding af, omdat de gedaagde zijn verplichtingen tot dat moment had nagekomen. De gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die op € 563,33 werden begroot.