ECLI:NL:RBZWB:2022:8377

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-015394
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een hond

Op 6 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beslissing genomen op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klaagster, die haar hond terugvorderde. De hond was in beslag genomen op 17 juni 2022 in verband met het onthouden van zorg, wat klaagster betwistte. Tijdens de behandeling op 31 augustus 2022 waren de officier van justitie, mr. R. in ’t Veld, en de gemachtigd raadsman van klaagster, mr. A.M.J. Joris, aanwezig. Klaagster zelf was niet verschenen. De officier van justitie stelde dat er onvoldoende redenen waren om het beslag te handhaven en dat de honden teruggegeven konden worden.

De rechtbank overwoog dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat klaagster ontvankelijk was. De beoordeling van het klaagschrift vond plaats in een summier onderzoek, waarbij de rechtbank niet in de mogelijke uitkomst van een hoofdzaak kon treden. De rechtbank concludeerde dat er geen strafvorderlijk belang was bij het voortduren van het beslag en dat klaagster als rechthebbende op de hond moest worden aangemerkt. Daarom verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de hond aan klaagster.

De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en werd op dezelfde dag openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen beroep in cassatie worden ingesteld door het Openbaar Ministerie of door klaagster, afhankelijk van de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk.nummer: 22-015394
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klaagster]
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. A.M.J. Joris, Molenstraat 10, 4701 JS Roosendaal
hierna te noemen: klaagster.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 17 juni 2022 onder klaagster in beslag is genomen: een hond (goednummer: PL2000-2022156419-2472544);
  • het klaagschrift, ingediend op 20 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 31 augustus 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R. in ’t Veld en mr. A.M.J. Joris als gemachtigd raadsman van klaagster.
Klaagster is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klaagster. Klaagster heeft van het Openbaar Ministerie vernomen dat de hond zal worden vervreemd. Zij is het hier niet mee eens en wenst haar hond zo spoedig mogelijk terug te krijgen. De hond van klaagster zou in beslag zijn genomen in verband met het onthouden van zorg, hetgeen door klaagster uitdrukkelijk wordt betwist.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman aangevoerd dat klaagster niet is verhoord en gedagvaard.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de honden teruggegeven kunnen worden. Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten op grond waarvan de honden in beslag kunnen worden gehouden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klaagster is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Ingevolge artikel 116, eerste lid, Sv doet het Openbaar Ministerie de inbeslaggenomen voorwerpen teruggeven aan de beslagene, zodra het belang van strafvordering zich daartegen niet meer verzet. In het systeem van de wet ligt aldus besloten dat, indien het Openbaar Ministerie bij de behandeling van een beklag als bedoeld in artikel 552a Sv te kennen geeft van oordeel te zijn dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen de gevraagde teruggave verzet, de rechter, zonder zelf in een beoordeling van dit laatste punt te treden, op het klaagschrift dient te beslissen. Dit is bijvoorbeeld van belang bij een klaagschrift dat is gericht tegen het voornemen van de officier van justitie om de inbeslaggenomen voorwerpen terug te geven aan anderen dan de beslagene. In dat voornemen ligt, gelet op artikel 116, eerste lid, Sv, besloten dat het belang van strafvordering zich niet meer tegen teruggave verzet. Het staat de rechter dan niet vrij bij de beoordeling van het klaagschrift te treden in de vraag of zodanig belang aan de teruggave in de weg staat.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klaagster redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van hond is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren en de teruggave van hond aan klaagster gelasten.

3.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het klaagschrift gegrond;
  • gelast teruggave van de hond (goednummer: PL2000-2022156419-2472544).
Deze beslissing is op 6 september 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 september 2022.
De griffier is niet in staat deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klaagster binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).
.