ECLI:NL:RBZWB:2022:8381

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 augustus 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-014421
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van honden

Op 8 augustus 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een klaagschrift behandeld dat was ingediend door klager, die de teruggave van zijn in beslag genomen honden verzocht. De honden waren op 21 juni 2022 in beslag genomen op verdenking van overtreding van de Wet dieren, omdat klager hen had vastgebonden zonder drinkwater en hen vervolgens had meegenomen op een fietstocht. De officier van justitie stelde dat klager zijn verantwoordelijkheid voor het welzijn van de honden had verzaakt en dat het belang van strafvordering vereiste dat het beslag werd gehandhaafd. Klager was niet verschenen bij de behandeling van het klaagschrift, maar zijn raadsman voerde aan dat er onvoldoende bewijs was dat de honden niet de nodige zorg hadden gekregen, zoals bevestigd door dierenartsen.

De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift ontvankelijk was en dat er geen strafvorderlijk belang meer bestond bij het voortduren van het beslag. De rechtbank stelde vast dat de melding van de situatie met de honden niet onmiddellijk alarmerend was en dat de dierenartsen hadden verklaard dat de honden niet de nodige zorg was onthouden. Gezien deze omstandigheden verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de honden aan klager. Deze beslissing werd schriftelijk bevestigd en is een bevestiging van de mondelinge beslissing die op dezelfde dag was genomen door rechter R.J.H. Goossens, in aanwezigheid van griffier A.C.L.J. Luijten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: -
rk.nummer: 22-014421
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1960 te [geboorteplaats],
wonende op het [woonadres],
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E.M.J. Thomas, Chassésingel 4, 4811 HA Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 21 juni 2022 onder klager in beslag zijn genomen: twee honden, ras Stafford, goednummers PL2000-2022160796-2474027 en PL2000-2022160796-2474664;
  • het klaagschrift, ingediend op 6 juli 2022 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 8 augustus 2022. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. R.M.A. in ’t Veld en mr. E.M.J. Thomas als gemachtigd raadsman van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van de gelegde beslagen met last tot teruggave aan klager. Daartoe is aangevoerd dat de twee honden van klager om nog onbekende redenen in beslag zijn genomen. Naar het oordeel van klager verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de gevraagde teruggave, terwijl een redelijk onderzoeksbelang ontbreekt.
De officier van justitie heeft zich schriftelijk op het standpunt gesteld dat de gelegde beslagen gehandhaafd dienen te blijven. Daartoe is aangevoerd dat klager zijn honden opzettelijk heeft achtergelaten, vastgebonden aan een paal in de volle zon en de honden de nodige verzorging onthouden door geen drinkwater bij de honden achter te laten. Hij heeft hiermee op zijn, als houder van de honden, rustende verantwoordelijkheid voor het welzijn van de honden miskend. Daarbij is hij, terwijl de honden al oververhit waren, met de honden gaan fietsen. De officier van justitie stelt zich dan ook op het standpunt dat het in de lijn der verwachting ligt dat de rechter ter terechtzitting tot verbeurdverklaring over zal gaan.
In raadkamer heeft de officier van justitie in aanvulling aangevoerd dat klager op 16 september 2022 voor de rechtbank moet verschijnen voor in totaal vijf feiten, waarvan drie feiten over dezelfde honden gaan, maar dan met betrekking tot bijtincidenten. Daarnaast zal klager worden gedagvaard terzake het onthouden van de nodige zorg aan de honden. Dat klager de verantwoordelijkheid voor het welzijn van de honden niet kan dragen volgt niet alleen uit het incident op 21 juni 2022, maar ook uit de eerdere bijtincidenten. Gelet op het voorgaande dient het klaagschirft ongegrond te worden verklaard.
In aanvulling op het klaagschrift heeft de raadsman in raadkamer aangevoerd dat het dossier op dit moment onvoldoende aanknopingspunten biedt voor het oordeel dat aan de honden de nodige zorg is onthouden, hetgeen ook blijkt uit de verklaringen van de dierenartsen. Volgens de dierenartsen is aan de honden niet de nodige zorg onthouden. Gelet hierop dienen de honden aan klager te worden teruggeven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend en klager is ontvankelijk in het klaagschrift.
Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het onderzoek in raadkamer naar aanleiding van een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a Sv een summier karakter draagt. Dat betekent dat van de rechter niet kan worden gevergd ten gronde in de mogelijke uitkomst van een nog te voeren hoofdzaak of ontnemingsprocedure te treden.
De rechtbank overweegt over het klaagschrift tegen het strafvorderlijk beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv als volgt.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad sinds HR 28 september 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL2823, NJ 2010/654, r.o. 2.8 en 2.9, dient de rechter, in geval van een klaagschrift tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag:
a. te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b. de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
In dit laatste geval moet het klaagschrift van de beslagene ongegrond worden verklaard en kan, mits de hiervoor bedoelde ander zelf een klaagschrift heeft ingediend, de teruggave aan die rechthebbende worden gelast.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen of om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen, al dan niet naar aanleiding van een afzonderlijke vordering daartoe als bedoeld in artikel 36b, eerste lid onder 4o, Sr in verbinding met artikel 552f Sv.
De rechtbank stelt op basis van de kennisgeving inbeslagneming en het proces-verbaal van bevindingen vast dat de honden naar aanleiding van een verdenking van overtreding van artikel 2.1, eerste lid, Wet dieren in beslag zijn genomen. Klager heeft de honden gedurende twintig minuten vastgebonden aan een boom, zonder drinkwater achter te laten bij de honden. Daarna is klager met de honden gaan fietsen. De rechtbank begrijpt dat degene die dit aan de politie heeft gemeld dit geen wenselijke situatie voor de honden vond. Met de raadsman stelt de rechtbank evenwel vast dat de melding aan het begin van de avond is gedaan (rond 18:00 uur/19:00 uur) en dat de buitentemperatuur op dat moment rond 20˚ Celsius zou zijn geweest, hetgeen niet meteen een heel alarmerende situatie in het leven riep. Dat de honden er weinig mee hebben geleden kan ook worden afgeleid uit de verslagen van de dierenartsen, waaruit volgt dat zij van mening zijn dat aan de honden niet de nodige zorg is onthouden. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat er thans geen strafvorderlijk belang meer is dat continuering van het beslag rechtvaardigt.
Nu er geen strafvorderlijk belang bestaat bij het voortduren van het beslag en de rechtbank niet is gebleken dat een ander dan klager redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van de honden is aan te merken, zal de rechtbank het klaagschrift gericht tegen het op grond van artikel 94 Sv gelegde beslag gegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank
verklaart het klaagschrift gegrond;
gelast de teruggave van;
- de twee inbeslaggenomen honden (ras: Stafford);
aan klager.
Deze beslissing is een schriftelijke bevestiging van de op 8 augustus 2022 mondeling gegeven beslissing door mr. R.J.H. Goossens, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 augustus 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).