ECLI:NL:RBZWB:2022:8388

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
22-009413
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op verzoekschrift schadevergoeding ex artikel 530 Sv

Op 28 september 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding, ingediend op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door mr. J.T.A. van Schaik, en betrof een vergoeding van kosten van rechtsbijstand ter hoogte van € 503,36, alsook een forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeker niet als verdachte is aangemerkt in een strafzaak, aangezien uit het proces-verbaal van 28 augustus 2019 blijkt dat er nooit een strafzaak tegen hem aanhangig is geweest. De officier van justitie, mr. R. in ’t Veld, heeft in de raadkamer aangegeven dat er geen bewijs is dat verzoeker als verdachte is verhoord.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 530 en 533 Sv alleen een vergoeding kan worden toegekend aan een gewezen verdachte wiens zaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel. Aangezien verzoeker niet als verdachte is aangemerkt, concludeert de rechtbank dat er geen sprake is van een zaak van een gewezen verdachte. Daarom heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoekschrift. De beslissing is genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. M.A.E. de Kroon, en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: onbekend
rk-nummer: 22-009413
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 22 april 2022, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1989 te onbekend
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.T.A. van Schaik, Ouderzijds Voorburgwal 247-B
1012 EZ Amsterdam
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 503,36, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
 de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 31 augustus 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. R. in ’t Veld en mr. J.T.A. van Schaik als gemachtigd advocaat van verzoeker gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak is geseponeerd. Verzocht wordt een vergoeding van de kosten rechtsbijstand ter hoogte van € 503,36 toe te wijzen. Voorts vraagt verzoeker de forfaitaire vergoeding voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de advocaat aangevoerd dat hij geen aanleiding heeft gezien om aan te nemen dat er geen sprake is geweest van een strafzaak. De advocaat stelt zich op het standpunt dat de zaak is geëindigd middels een sepot.
In raadkamer heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit het proces-verbaal van 28 augustus 2019 is gebleken dat niemand als verdachte is aangemerkt. Daarbij komt dat niet is gebleken dat verzoeker als verdachte is verhoord. Er is geen sprake geweest van een strafzaak. Om die reden dienen de gevraagde vergoedingen te worden afgewezen.

2. De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
Een verdachte komt alleen in aanmerking van een vergoeding op grond van artikel 530 en 533 Sv indien een zaak tegen de gewezen verdachte is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het raadkamerdossier en hetgeen in raadkamer is besproken blijkt dat er nooit een strafzaak tegen verzoeker aanhangig is geweest. Bovendien blijkt uit het proces-verbaal van het aantreffen van de hennepkwekerij van 28 augustus 2019, dat er niemand als verdachte is aangemerkt. Nu verzoeker niet is aangemerkt als verdachte in een strafzaak op basis van onderhavig dossier, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een zaak van een gewezen verdachte. De rechtbank zal verzoeker daarom niet-ontvankelijk verklaren in zijn verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoekschrift.
Deze beslissing is op 28 september 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).