In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 januari 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende kinderalimentatie. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, verzocht om de door hem te betalen kinderbijdrage voor zijn minderjarige kind [roepnaam minderjarige3] te verlagen. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Alphen, verzocht om de kinderbijslag voor [roepnaam minderjarige3] volledig aan haar toe te kennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man onderhoudsplichtig is voor zowel zijn eigen kinderen als voor de stiefkinderen uit zijn geregistreerd partnerschap. De rechtbank oordeelde dat de omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 15 juni 2011 zijn gewijzigd, waardoor een herbeoordeling van de kinderbijdrage noodzakelijk was. De rechtbank heeft de kinderbijdrage voor [roepnaam minderjarige3] vastgesteld op € 197 per maand, ingaande op de datum van de beschikking. De verzoeken van de man om de kinderbijslag gelijk te verdelen en de verzoeken van de vrouw om de volledige kinderbijslag te ontvangen, zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.