ECLI:NL:RBZWB:2022:8390

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 september 2022
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
21-018659 en 21-018660
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding na onterecht ondergane voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 september 2022 uitspraak gedaan op verzoekschriften van een verzoeker die schadevergoeding eiste van de Staat wegens onterecht ondergane voorlopige hechtenis en inverzekeringstelling. De verzoeker, geboren in 2003, had op 29 augustus 2021 in verzekering gesteld en op 30 augustus 2021 weer in vrijheid gesteld. De verzoeker vroeg om een schadevergoeding van € 390,00 voor de schade door de inverzekeringstelling en € 340,00 voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De officier van justitie, mr. R. in ‘t Veld, was aanwezig bij de behandeling en stelde dat de vergoeding voor de inverzekeringstelling gedeeltelijk afgewezen moest worden, omdat de verzoeker slechts twee dagen in verzekering had gezeten. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker recht had op een schadevergoeding van € 260,00 voor de inverzekeringstelling en € 340,00 voor de kosten van het verzoekschrift. De rechtbank wees de overige verzoeken af. De beslissing werd genomen op basis van de artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering, waarbij de rechtbank de bevoegdheid had om de verzoeken in behandeling te nemen, gezien de afloop van de strafzaak zonder veroordeling. De rechtbank benadrukte dat de toekenning van schadevergoeding afhankelijk is van de billijkheid en de omstandigheden van het geval. De totale schadevergoeding van € 600,00 zal worden overgemaakt aan de Stichting Beheer Derdengelden Kolmans en Van Dinten Advocaten te Eindhoven. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/231611-21
rk-nummers: 21-018659 en 21-018660
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 533 en 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op de verzoekschriften ex artikelen 530 en 533 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 29 november 2021, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.H.M. van Dinten, Willem de Zwijgerstraat 19
5616 AC Eindhoven
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 533 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 390,00, € 390,00, voor schade wegens ondergane inverzekeringstelling en voorlopige hechtenis;
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 30 augustus 2021;
  • de stukken waaruit blijkt dat verzoeker op 29 augustus 2021 in verzekering is gesteld en op 30 augustus 2021 in vrijheid is gesteld;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 31 augustus 2022 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij is de officier van justitie, mr. R. in ‘t Veld, gehoord.
Verzoeker en zijn advocaat zijn behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de zijn strafzaak op 30 augustus 2021 is geseponeerd. Om die reden heeft hij verzocht om een vergoeding wegens het onterecht ondergane voorarrest ter hoogte van € 390,00. Voorts heeft verzoeker verzocht om de vergoeding van de forfaitaire kosten voor het opstellen van het verzoekschrift.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vergoeding voor het ondergane voorarrest gedeeltelijk dient te worden afgewezen. Verzoeker is op 29 augustus 2021 in verzekering gesteld en is op 30 augustus 2021 heengezonden. De inverzekeringstelling bedraagt twee dagen waardoor er een vergoeding kan worden toegewezen tot een bedrag van € 260,00.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 533 Sv kan aan een verdachte die niet wordt veroordeeld of wiens zaak wordt geseponeerd een vergoeding worden toegekend van de schade die hij ten gevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Verzoeker heeft
2 dagen in verzekering en/of voorlopige hechtenisdoorgebracht op het politiebureau. De LOVS-uitgangspunten gaan uit van een forfaitaire vergoeding van € 130,00 per dag voor het verblijf op het politiebureau of in het Huis van Bewaring met beperkingen of in een extra beveiligde inrichting (EBI) en € 100,00 in de overige gevallen.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat de verzoeker in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, wordt zowel de dag waarop de inverzekeringstelling is aangevangen als de dag van de invrijheidstelling naar de maatstaf van een volledige dag vergoed. Ook indien de inverzekeringstelling is aangevangen en geëindigd op één en dezelfde dag en beperkt is gebleven tot enkele uren wordt naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettelijke basis is om op grond van artikel 533 Sv een vergoeding toe te kennen voor de dag dat verzoeker is aangehouden en op het politiebureau heeft doorgebracht. Verzoeker is op 29 augustus 2021 in verzekering gesteld en op 30 augustus 2021 heengezonden. De rechtbank zal conform de LOVS-uitgangspunten naar billijkheid een bedrag toekennen van
€ 260,00.
Voor de kosten verbonden aan de indiening van de verzoekschriften wordt het forfaitaire bedrag van
€ 340,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
- wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 533 Sv toe tot een bedrag van
€ 260,00, bestaande uit vergoeding van schade wegens de ondergane inverzekeringstelling;
- wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 340,00, bestaande uit de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van de verzoekschriften in raadkamer;
- wijst de verzoeken voor het overige af.
bepaalt dat een bedrag van
€ 600,00zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Kolmans en Van Dinten Advocaten te Eindhoven, onder vermelding van “ [naam] ”.
Deze beslissing is op 28 september 2022 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.A.E. de Kroon, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 september 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 533 en ex 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).