2.1Bij beschikking van 29 juli 2020 heeft de rechtbank mr. drs. [deskundige 2] en mr. dr. [deskundige 1] benoemd tot deskundigen. De rechtbank heeft daarbij deze deskundigen gelast een deskundigenonderzoek te doen ter beantwoording van de navolgende vraagpunten:
I. De scheidingsmelding
a. Hebben partijen voorafgaand aan de daadwerkelijke scheiding met elkaar op de juiste wijze de reden van de scheiding besproken? Zo nee, is de scheidingsmelding alsnog een onderdeel geweest van de mediation?
b. Zijn partijen na de scheidingsmelding in staat geweest om de emoties los te laten en de te treffen regelingen rondom het ouderschap zakelijk te benaderen.
II. De zorgverdeling
a. Hoe is de relatie van de ouders met elkaar op ouderniveau, in het bijzonder: Is er een patroon herkenbaar in de wijze waarop zij met elkaar omgaan, onderkennen zij het eigen aandeel in het ontstaan en het voortbestaan van dit patroon en is deze omgang vatbaar gebleken voor verbetering en vatbaar voor (verdere) verbetering?
b. Kan de ouderrelatie zodanig worden verbeterd dat [minderjarige] buiten de strijd van de ouders blijft en dat hij geen last heeft van de communicatie op ouderniveau?
c. Hebben ouders hulp nodig bij het verbeteren van hun communicatie en welke hulp is voor hen geschikt?
d. Hoe is de relatie van [minderjarige] met enerzijds de moeder respectievelijk de vader individueel en anderzijds met beide ouders tezamen (het oudersysteem, met speciale aandacht voor hechting en loyaliteit)?
e. Welke zijn de pedagogische en affectieve mogelijkheden van respectievelijk de moeder en de vader?
f. Waaraan moet de opvoedingssituatie van [minderjarige] voldoen, gelet op zijn behoefte en belangen?
g. In hoeverre is ieder van de ouders in staat om bij de uitvoering van een omgangsregeling rekening te houden met de behoeften van [minderjarige] ? In hoeverre voelt [minderjarige] zich vrij om naar de man te gaan als bij de vrouw verblijft en andersom: zijn er loyaliteitsproblemen dan wel andere belemmeringen voor hem.
h. In hoeverre zijn de ouders in staat elkaar ruimte te bieden voor omgang met [minderjarige] ? Hoe was de zorgsituatie tijdens (de relatie en) samenwoning en hoe stellen partijen zich de ideale situatie in de toekomst voor? Op welke wijze kunnen de huidige problemen worden opgelost of verminderd en zijn partijen in staat om het ouderschap voor de toekomst in te vullen?
i. Wat betekent dit voor de omgang van [minderjarige] met ieder van de ouders indien sprake zou zijn van een min of meer gelijkwaardige zorgregeling dan wel, indien van dergelijke gelijkwaardigheid geen sprake zal zijn, voor de omgang van [minderjarige] met de ouder die hem niet dagelijks verzorgd.
j. In hoeverre komen er uit het onderzoek bevindingen naar voren die niet aan de orde zijn gekomen in de onderzoeksvragen, maar wel van belang zijn (met betrekking tot de veiligheid, ontwikkeling en opvoeding van [minderjarige] )?
k. Wat zijn de bevindingen van de op grond van de Jeugdwet en via de huisarts ingeschakelde deskundige, althans de psycholoog, die is ingeschakeld voor [minderjarige] , namelijk drs. [psycholoog] over de situatie van [minderjarige] ?
De rechtbank heeft bepaald dat het voorschot voor het deskundigenonderzoek vooralsnog ten laste van ’s Rijks kas komt. Hierbij heeft de rechtbank overwogen dat het uitgangspunt is dat het honorarium van de deskundigen door ieder van partijen voor de helft wordt gedragen.