2.11Bij brief van 21 november 2022 heeft de man zijn verzoeken herzien. De man heeft van de therapeute van [minderjarige] vernomen dat [minderjarige] heeft aangegeven last te hebben van de rechtszaken die gevoerd worden. Voor de man is dit een enorm dilemma.
Zoals herhaalde malen tijdens de mondelinge behandelingen aangegeven is helder dat de man het liefst contact wil met [minderjarige] , maar dat hij dat contact en omgang niet wil afdwingen. Wat hij vooral voor ogen heeft is passende hulpverlening voor [minderjarige] en dat kan in zijn ogen niet anders dan dat beide ouders deelnemen aan een gecoördineerd traject, met mogelijk een individueel en een gezamenlijk deel en begeleiding van [minderjarige] door een deskundige met ruime ervaring op het gebied van ouderverstoting. De begeleiding en andere interventies zijn tot op heden niet effectief/toereikend gebleken.
[minderjarige] weet dat deze procedure loopt, maar de man weet niet of [minderjarige] zijn oprechte intentie vernomen heeft of begrijpt. De man heeft aan de therapeute uitgelegd dat hij natuurlijk een goede band wil met [minderjarige] , een rol in zijn leven wil spelen, weer vader wil zijn en het liefst een gelijkwaardige zorgverdeling zou willen. Hij heeft uitgelegd dat een gelijkwaardige zorgverdeling niet de eerste prioriteit is. Zijn grootste zorg en daarmee prioriteit is de problematiek namelijk ouderverstoting en zijn vraag is: passende specialistische professionele hulp.
Nu er nog geen beslissingen zijn genomen en de zaak nog staat voor beraad, wenst de man zijn artikel 223 Rv en artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek (BW) verzoeken zorgvuldigheid halve en voor alle duidelijkheid te herformuleren, zoals steeds mondeling en in eerdere processtukken is aangegeven.
Helder is, dat partijen als ouders van mening verschillen over hetgeen nodig is in het kader van de uitoefening van het ouderlijk gezag en de verplichting die het ouderlijk gezag met zich brengt, namelijk welke hulpverlening en behandeling voor [minderjarige] en zijn ouders nodig is voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van hun kind en de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
De rechtbank heeft tijdens een regiezitting via Teams suggesties voor hulpverlening gedaan. De man heeft daarop aangegeven welke van de suggesties zijn voorkeur heeft. De vrouw heeft de suggesties van de hand gewezen en weigert aldus haar medewerking te verlenen.
De man verzoekt de rechtbank datgene te bepalen, wat goed is voor [minderjarige] , gezien de diagnose ouderverstoting. Hij verzoekt de rechtbank:
Een keuze te maken in het door partijen te volgen behandeltraject en partijen te verplichten daaraan hun medewerking te verlenen op straffe van een middel, dat de rechtbank passend acht in de gegeven omstandigheden, waarbij gedacht kan worden aan een ondertoezichtstelling als bedoeld in artikel 1:255 BW, waarbij een ter zake kundige gecertificeerde instelling (GI) wordt benoemd en de GI duidelijke regie instructies krijgt voor de te volgen behandeling en/of interventies.
Een bijzondere curator of deskundige te benoemen met kennis van zaken en werkervaring op het gebied van ouderverstoting, die contact heeft met beide ouders en met de op dit moment behandelend therapeute van [minderjarige] en [minderjarige] zelf. Daarbij verzoekt de man de rechtbank een concrete opdracht te formuleren, die passend is bij deze problematiek.
De man verzoekt, voorwaardelijk en subsidiair, de rechtbank om een zorgregeling te formuleren die zoveel mogelijk in lijn is met gelijkwaardig ouderschap en start conform de conclusies van het behandeltraject aangaande ouderverstoting en/of bevindingen van de rechtbank.
De man handhaaft naast zijn verzoek tot wijziging van de kinderalimentatie en de kosten van de deskundigen aldus zijn verzoeken sub II (verplicht meewerken van de vrouw aan begeleiding of andere interventies) en III (de vrouw verplichten de man te informeren en te consulteren) en verzoekt deze ook te beschouwen als verzoeken ex artikel 1:253a BW, in plaats van ex 223 Rv. De man wil hiermee laten merken, dat druk vanuit zijn kant op het verplichten van [minderjarige] en/of de vrouw niet wordt gezet maar dat hij met passende hulp juist gezamenlijk wil werken aan duurzaam herstel.
De man gaat er tenslotte van uit dat er een (opvolgende) mondelinge behandeling zal volgen.