ECLI:NL:RBZWB:2022:8424

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
C/02/3800501 / FA RK 20-6777
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarige met inzet van kaarten voor omgangsmomenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de zorgregeling voor een minderjarige, geboren in 2008. De zaak betreft een geschil tussen de ouders, de vrouw en de man, over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en het gezag over hun kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat er al langere tijd een zorgregeling speelt, waarbij meerdere voorlopige regelingen zijn getroffen. De vrouw heeft echter niet voldaan aan de voorwaarden die eerder zijn gesteld, waaronder het accepteren van hulpverlening. De rechtbank heeft geconstateerd dat de vrouw niet heeft gewerkt aan de zorgpunten die in eerdere beschikkingen zijn genoemd, wat heeft geleid tot de conclusie dat er geen ruimte is voor uitbreiding van de contacten tussen de vrouw en de minderjarige. De rechtbank heeft daarom besloten om de bestaande zorgregeling te handhaven, waarbij de minderjarige eens in de veertien dagen contact heeft met de vrouw. Tevens is er een systeem van 'gele' en 'groene' kaarten geïntroduceerd, waarmee de minderjarige zelf kan bepalen of zij extra contactmomenten wil of een gepland contactmoment wil annuleren. De rechtbank heeft het verzoek van de man om het gezag te wijzigen afgewezen, omdat er voldoende communicatie tussen de ouders is en zij in staat zijn om samen beslissingen te nemen over de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de regeling direct kan ingaan, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/3800501 / FA RK 20-6777
datum uitspraak: 21 december 2022
beschikking betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en gezag
in de zaak van
[de vrouw],
hierna te noemen: de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. A.J.C. Nuijten te Steenbergen,
tegen
[de man] ,
hierna te noemen de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. J. Heijmann te Papendrecht.
Ouders van het minderjarige kind:
-
[minderjarige](hierna: [minderjarige] ), geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2008.
Als belanghebbende in onderhavige zaak wordt aangemerkt:
-
Leger des Heils Jeugdbescherming en reclassering,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven;
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1.Het (verdere) procesverloop

1.1
De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 28 juli 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de voor het eerst per e-mail op 2 december 2022 ontvangen brief van mr. Nuijten
d.d. 1 december 2022;
- het door mr. Heijmann op 2 december 2022 ingediende F9-formulier met als bijlage
het verweerschrift tevens houdende aanvullende zelfstandige verzoeken, ingekomen
bij de griffie op 5 december 2022;
- het e-mailbericht van mr. Nuijten van 5 december 2022;
- de e-mail van mr. Heijmann van 5 december 2022;
- het op 7 december 2022 ontvangen verweerschrift van de zijde van de vrouw met bijlagen;
- de pleitnotities van mr. Nuijten, overgelegd tijdens de mondelinge behandeling.
1.2
Gelet op de nauwe samenhang van deze procedure met de procedure tot verlenging van de ondertoezichtstelling (bekend onder C/02/396342 JE RK 22-591), zijn deze verzoeken gezamenlijk mondeling behandeld op 13 december 2022. Bij die gelegenheid is verschenen de man, bijgestaan door zijn advocaat. Ook de advocaat van de vrouw was aanwezig. Tevens was aanwezig een vertegenwoordiger namens de Raad.
Met voorafgaande berichtgeving was de vrouw niet aanwezig. In de zaak van de GI is bij separate beschikking beslist.
1.3
De [minderjarige] is in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Zij heeft hier geen gebruik van gemaakt.

2.De verdere beoordeling

2.1
De rechtbank verwijst naar haar beschikking van 28 juli 2022. Bij deze beschikking is – onder voorwaarden - de eerdere beschikking van 7 oktober 2022 betreffende de zorgregeling gewijzigd en is een nieuwe voorlopige zorgregeling bepaald. De verdere beslissing is aangehouden om tijdens de volgende mondelinge behandeling de ontwikkelingen en het resultaat van de ingezette hulpverlening verder te bespreken, alsook hoe het op dat moment gaat met [minderjarige] en wat dit alles betekent voor de wijze waarop de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken het meest in het belang van [minderjarige] definitief vormgegeven kan worden. De rechtbank benadrukte in deze beschikking van 28 juli 2022 nogmaals dat het voor de tussentijd van groot belang is dat beide partijen zich volledig inzetten om te werken aan de doelen, in samenwerking met de GI en de door de GI nodig geachte hulpverlening.
2.2
Namens de man zijn op 5 december 2022 aanvullende verzoeken gedaan, te weten voor zover de wet dit toelaat uitvoerbaar bij voorraad:
Bij wijze van (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek:
het eenhoofdig ouderlijk gezag vast te stellen aan de zijde van man;
de omgangs- contact- en vakantieregeling tussen vrouw en [minderjarige] vast te stellen zoals verwoord in alinea 13 tot en met 15 van zijn aanvullend verzoek.
De vrouw voert verweer tegen de verzoeken van de man. Zij handhaaft haar eerder gedane verzoek in het kader van de zorgregeling en zij verzoekt het verzoek van de man tot beëindiging van haar ouderlijk gezag af te wijzen.
2.3
Zorgregeling
2.3.1
Het geschil van de zorgregeling speelt al langere tijd. Er zijn meerdere mondelinge behandelingen geweest en daarbij zijn verschillende voorlopige zorgregelingen vastgesteld.
In de beschikking van 28 juli 2022 is – onder voorwaarden - een voorlopige regeling vastgesteld betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken. De regeling is vastgesteld onder de voorwaarde dat de vrouw de jeugdbeschermer eens per maand tijdens een omgangsmoment zal ontvangen en dat de vrouw en [minderjarige] de jeugdbeschermer inzicht geven in hun mailcontact. Ook is in de beschikking duidelijk opgenomen, zoals al in eerdere uitspraken ook opgenomen en besproken tijdens mondelinge behandelingen, dat voor een significante uitbreiding van de zorgregeling, zoals door de vrouw is verzocht, zonder een verbetering ten aanzien van de in die beschikking genoemde zorgpunten nog geen ruimte is. De vrouw moest de hulpverlening zoals nodig bevonden accepteren. De rechtbank constateert dat niet is gewerkt aan de in de beschikking van 28 juli 2022 zorgpunten. De vrouw heeft de hulpverlening niet geaccepteerd. Zij geeft aan dat zij dit niet meer aan kan, zij is op. Zij heeft dus niet voldaan aan de voorwaarden zoals deze aan haar waren gesteld (toelaten hulpverlening in haar thuissituatie zodat er zicht zou komen op de interactie tussen de vrouw en [minderjarige] tijdens hun contact). Dat betekent dat ook de afgelopen periode er contact tussen de vrouw en [minderjarige] is geweest op de wijze zoals bepaald in de beschikking van 7 oktober 2021.
2.3.2
Evenals partijen is de rechtbank van oordeel dat het tijd is om een eindbeslissing te nemen op de verzoeken betreffende de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken van [minderjarige] . [minderjarige] heeft behoefte aan duidelijkheid en tussen partijen lijkt de situatie te consolideren. De rechtbank heeft lang de hoop en verwachting gehad dat partijen zouden kunnen profiteren van hulpverlening zoals SCHIP-therapie en dat de ondertoezichtstelling daarbij helpend zou zijn. Inmiddels is gebleken dat het gezamenlijk volgen van SCHIP-therapie niet gaat lukken. Ook andere geadviseerde hulpverlening is niet van de grond gekomen. Dat maakt dat naar het oordeel van de rechtbank hetgeen met behulp van gedwongen hulpverlening middels een ondertoezichtstelling maximaal haalbaar is binnen het systeem waar [minderjarige] opgroeit, is bereikt. Dat deze situatie moeilijk is en blijft voor [minderjarige] is daarbij een treurige constatering.
2.3.3
Nu de hulpverlening niet door de vrouw is geaccepteerd en er dus niet is gewerkt aan het wegnemen van de zorgen en dit ook niet op korte termijn gaat gebeuren, is er naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte voor een uitbreiding van de contacten tussen de vrouw en [minderjarige] , ook al is dit de diepste wens van de vrouw en heeft ook [minderjarige] meermaals aangegeven dat zij meer contact wil met de moeder. De eerder vastgelegde voorlopige zorgregeling verloopt goed. De man heeft verzocht een soortgelijke regeling vast te stellen en de GI en Raad kunnen zich hierin vinden. Ook de rechtbank vindt dit voorstel in grote lijnen redelijk en in het belang van [minderjarige] , maar zij zal de regeling niet geheel op die wijze vaststellen omdat zij vindt dat [minderjarige] met het ouder worden steeds meer vrijheid moet krijgen om de contacten met haar moeder in te vullen.
2.3.4
De rechtbank zal als volgt bepalen. De reguliere regeling zal gelijk blijven. De begeleiding daarbij is al vervallen. Dat betekent dat [minderjarige] en de vrouw gerechtigd zijn tot contact met elkaar eens in de veertien dagen van vrijdagavond 20.00 uur tot zaterdagavond 20.00 uur. Ook de regeling met betrekking tot vakanties zal worden aangehouden, te weten dat tijdens de vakantieperiodes dezelfde regeling zoals hiervoor genoemd zal gelden, met dien verstande dat de contacten tussen de vrouw en [minderjarige] tijdens de vakantie met een dag (24 uur) uitgebreid worden, zoals reeds is bepaald in de beschikking van 7 oktober 2021. De ouders dienen samen per vakantie te bepalen of de uitbreiding aan het begin (dus van donderdag 20.00 uur) of het eind (dus tot zondag 20.00 uur) van het reguliere weekendcontact wordt toegevoegd. Ten aanzien van de zomervakanties zal worden bepaald dat [minderjarige] tijdens die vakantie steeds twee keer één aaneengesloten week bij de vrouw zal verblijven, in onderling overleg tussen partijen te bepalen. De kerstdagen dienen partijen in onderling overleg te verdelen, waarbij aansluiting moet worden gezocht bij de verdeling zoals deze voor 2022 is vastgelegd als voorlopige regeling en welke hieronder als definitieve regeling wordt vastgelegd.
Nu de vrouw nog geen rijbewijs heeft zal bepaald worden dan de man vooralsnog de reisbewegingen op zich zal nemen. Gebleken is dat de vrouw voor het tandartsbezoek van [minderjarige] met het openbaar vervoer is gereisd om haar bij te staan. Van haar wordt dan ook inspanning verwacht om mee te denken in een meer evenredige belasting van de reisbewegingen. Zodra [minderjarige] (deels) zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen staat het partijen vrij om [minderjarige] met het openbaar vervoer te laten reizen tussen hen.
2.3.5
Om [minderjarige] , gelet op haar leeftijd en toenemende (sociale) vrijetijdsbestedingen, meer regie te geven over de invulling van de contacten met haar moeder zal de rechtbank bepalen dat aan [minderjarige] een aantal ‘gele kaarten’ en ’groene kaarten’ worden gegeven. De groene kaarten kan [minderjarige] inzetten als er een contact gepland staat met de vrouw, maar zij dit om voor haar moverende redenen (bijvoorbeeld een sociale activiteit), niet door wil/kan laten gaan. De gele kaarten kan [minderjarige] inzetten als zij een extra/langer contactmoment wil hebben met de vrouw.
Dit idee is tijdens de mondelinge behandeling besproken en partijen, de GI en de Raad onderschrijven dit idee. Gelet op de reisbewegingen komt het de rechtbank als wenselijk voor dat de gele kaarten aansluitend op een bestaand bezoekweekend wordt ingezet voor zolang het halen en brengen nog door de man, althans een van partijen, geschiedt. In plaats van vrijdag tot zaterdag kan [minderjarige] dan haar bezoek met een dag (24 uur) uitbreiden. Ook zou zij er bijvoorbeeld voor kunnen kiezen om in de vakantieperiode langer naar de vrouw te gaan, door een of meerdere kaarten in te zetten. Zodra [minderjarige] zelfstandig met het openbaar vervoer gaat reizen, kunnen de kaarten ook los van een gepland bezoekweekend worden ingezet. Elke gele kaart zal gelden als een uitbreiding van één dag en elke groene kaart voor een dag (24 uur) die niet doorgaat. Het staat [minderjarige] vrij om zelf te bepalen wanneer zij de kaarten inzet, mits dit voor partijen ook haalbaar is in de agenda’s en voor wat betreft de reisbewegingen. Omdat de rechtbank begrijpt dat [minderjarige] meer activiteiten en eigen wensen zal krijgen naarmate zij ouder wordt en zij op een gegeven moment zelfstandig kan reizen, wordt hier rekening mee gehouden bij de toebedeling van de hoeveelheid kaarten per jaar. Dat leidt ertoe dat de hoeveelheid kaarten die zij kan inzetten tot haar achttiende verjaardag als volgt zullen zijn:
  • zo lang [minderjarige] veertien jaar is krijgt zij vier gele en vier groene kaarten om in te zetten;
  • als [minderjarige] vijftien jaar is krijgt zij dat jaar zes gele en zes groene kaarten;
  • als [minderjarige] zestien jaar is krijgt zij dat jaar acht gele en acht groene kaarten;
  • als [minderjarige] zeventien jaar is krijgt zij dat jaar tien gele en tien groene kaarten.
Zij is niet verplicht om alle kaarten te gebruiken, maar ze kan geen kaarten opsparen tot het jaar erna.
2.3.6
In de eerdere beschikking zijn bepalingen opgenomen over het bel- en mailcontact tussen de vrouw en [minderjarige] . Het leven van [minderjarige] speelt zich grotendeels af in en rond Sliedrecht. De kloof tussen die opvoedingsomgeving van de man en de opvoedingsomgeving van de vrouw is blijven bestaan. Dit betekent dat [minderjarige] steeds enorm moet schakelen als zij van de een naar de ander gaat of met de andere ouder geconfronteerd wordt tijdens bel- of mailcontacten. Dat is moeilijk. Bovendien is er geen zicht op de bel- en mailcontacten tussen [minderjarige] en de vrouw en zijn de zorgen over de hechtingsrelatie tussen de vrouw en [minderjarige] niet verdwenen. De rechtbank vindt het daarom belangrijk om ook op dit punt kaders en begrenzing in aan te blijven brengen. Het belcontact op dinsdag en donderdag zal gelijk blijven aan de regeling zoals die eerder is vastgesteld in de beschikking van 7 oktober 2021. Het belcontact op zaterdag zal wijzigen, in die zin dat dit naar vrije keuze van [minderjarige] zal plaatsvinden. Als zij niet wil bellen of onverhoopt vergeet te bellen op zaterdag dan vervalt dit belcontact. [minderjarige] zou dan wel later hierover even een mailtje aan de moeder kunnen sturen. Ten aanzien van het mailcontact zal de rechtbank bepalen dat [minderjarige] de vrouw kan mailen naar vrije keuze en dat de vrouw hier steeds met één mail op mag reageren.
2.4
Gezag
2.4.1
De rechtbank begrijpt dat de man zijn verzoek tot wijziging van het gezag heeft ingediend voor het geval de ondertoezichtstelling wordt beëindigd, aangezien hij vreest dat het de vrouw en hem niet binnen het vrijwillig kader zal lukken om afspraken te maken en dat de vrouw niet mee zal werken aan belangrijke dingen voor [minderjarige] zoals hulpverlening. De betrokkenheid van een wijkteam zal hier naar zijn verwachting niet afdoende voor zijn. Hij is bang dat [minderjarige] klem of verloren zal raken tussen hen. Nu de het resterende deel van de ondertoezichtstelling bij beschikking van 21 december 2022 is afgewezen, zal het verzoek van de man inhoudelijk worden beoordeeld.
2.4.2
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard zich te kunnen vinden in het verzoek van de man en een toewijzing hiervan door de rechtbank. Hoewel er geen concrete voorbeelden zijn van het weigeren van toestemming door de vrouw, weigert zij wel om hulpverlening te accepteren, in overleg te gaan en de communicatie met de man te verbeteren. Zij heeft meermaals kansen hiertoe gehad, maar er is geen verbetering opgetreden, ondanks het gedwongen kader van een ondertoezichtstelling. Niet wordt verwacht dat dit binnen afzienbare tijd wel zal gebeuren. Daar staat tegenover dat de man heeft laten zien dat hij in het belang van [minderjarige] kan handelen.
2.4.3
De rechtbank overweegt als volgt.
Op grond van artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen. De rechter kan dit doen als de omstandigheden zijn gewijzigd of als er bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Ingevolge artikel 1:253n lid 1 BW is artikel 1:251a lid 1 BW van overeenkomstige toepassing. In artikel 1:251a lid BW staat dat de rechter twee gronden heeft waarop kan worden bepaald dat het gezag over de minderjarige aan één ouder toekomt, namelijk:
- als er een onaanvaardbaar risico is dat bij instandhouding van gezamenlijk gezag van beide ouders het kind klem of verloren zouden raken tussen die ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen; of
- indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de minderjarige noodzakelijk is.
2.4.4
De rechtbank overweegt als volgt. Vooropgesteld dient te worden dat het uitgangspunt van de wetgever is dat het gezamenlijk ouderlijk gezag na het uiteen gaan van ouders doorloopt, ook indien sprake is van een slechte communicatie tussen de ouders. Enkel een moeizame communicatie is geen grond voor een beëindiging van het gezag van een ouder, dat is meermaals in de jurisprudentie bevestigd. Dit is slechts anders indien de ouders in feite niet in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over de minderjarige niet in onderling overleg kunnen nemen, althans niet in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties omtrent de minderjarige, waardoor de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders. Van een dergelijke situatie is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. Hoewel de communicatie en samenwerking tussen partijen moeizaam verloopt, de hulpverlening is gestagneerd en de vrouw weigert deze hulpverlening voort te zetten, is er wel degelijk sprake van een vorm van communicatie tussen de ouders. Partijen hebben mailwisselingen overgelegd waaruit blijkt dat zij in staat zijn om met elkaar te communiceren over [minderjarige] . Zij zijn in staat om af te wijken van de vastgelegde tijden van de zorgregeling als dit wenselijk is in haar belang en informeren elkaar over het welzijn van [minderjarige] . Bovendien is niet gebleken dat de vrouw belangrijke beslissingen voor [minderjarige] frustreert of tegenhoudt. [minderjarige] heeft hulpverlening gehad, bijvoorbeeld Write Junior, waar beide partijen toestemming voor hebben gegeven. Dat de vrouw niet langer haar medewerking verleent aan hulpverlening voor de partijen samen en bijvoorbeeld voor het onderzoeken van de hechtingsrelatie tussen de vrouw en [minderjarige] is heel spijtig en de rechtbank had dat graag anders gezien, maar het maakt niet dat het gezag van de vrouw beëindigd moet worden. De man en de vrouw houden beiden zielsveel van [minderjarige] en zij willen beiden het beste voor haar. De rechtbank acht partijen vanwege deze constatering voldoende in staat om te communiceren met elkaar voor zover het belang van [minderjarige] dit van hen vergt. Dit geldt te meer nu de rechtbank een eindbeslissing zal geven over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, zodat dit geen geschilpunt meer hoeft te zijn tussen partijen.
2.4.5
Hetgeen hiervoor overwogen geeft de rechtbank onvoldoende aanleiding af te wijken van het wettelijke uitganspunt dat het gezamenlijk ouderlijk gezag na het uiteen gaan van ouders doorloopt. Het verzoek van de man zal dan ook worden afgewezen. Dat betekent dat beide ouders met het gezamenlijk gezag over [minderjarige] belast zullen blijven. Zij zullen dus met elkaar in contact en overleg moeten blijven treden en samen de belangrijke beslissingen over [minderjarige] moeten blijven nemen. Hierbij wordt van beide partijen verwacht dat zij het belang van [minderjarige] voorop blijven stellen bij het nemen van die belangrijke beslissingen. De dagdagelijkse beslissingen mag en kan de man blijven nemen, nu hij de hoofdverzorger en -opvoeder van [minderjarige] is.
2.5
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.1
De rechtbank zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden, zodat voor eenieder duidelijk is op welke wijze, frequentie en duur er contact zal zijn tussen [minderjarige] en de vrouw.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1
bepaalt, onder wijziging van de eerdere beschikkingen, dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden waarbij [minderjarige] en de vrouw gerechtigd zijn tot contact met elkaar:
  • eens in de veertien dagen van vrijdagavond 20.00 uur tot zaterdag 20.00 uur;
  • tijdens de vakantieperiodes volgens de regeling zoals hiervoor genoemd, met dien verstande dat de contacten tussen de vrouw en [minderjarige] tijdens de vakantie met een dag (24 uur) uitgebreid worden. Partijen dienen in onderling overleg per vakantie bepalen of de uitbreiding aan het begin (dus van donderdag 20.00 uur) of het eind (dus tot zondag 20.00 uur) van het reguliere weekendcontact wordt toegevoegd;
  • tijdens de zomervakanties tweemaal één aaneengesloten week;
  • van zaterdag 24 december 2022 om 20.00 uur tot zondag 25 december 2022 om 20.00 uur en de jaren daarna steeds een soortgelijke verdeling, onderling tussen partijen af te spreken;
  • waarbij de man vooralsnog [minderjarige] zal wegbrengen en ophalen, met hetgeen onder r.o. 2.3.2 over opgenomen;
  • waarbij aan [minderjarige] jaarlijks ‘gele’ en ‘groene’ kaarten heeft die zij kan inzetten voor een vermindering of uitbreiding van haar contact met de moeder, zoals omschreven onder r.o. 2.3.3;
  • iedere dinsdag en donderdag na het avondeten gedurende maximaal 20 minuten via de telefoon op initiatief van [minderjarige] en op zaterdag naar eigen keuze van [minderjarige] ;
  • [minderjarige] kan de vrouw naar eigen keuze mailen en de vrouw mag hier steeds met één mail op reageren;
5.2
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Triest, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022 in tegenwoordigheid van mr. Van Ginneke, griffier.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.