ECLI:NL:RBZWB:2022:8458

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 december 2022
Publicatiedatum
8 februari 2023
Zaaknummer
400696_E12122022
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie van een minderjarige door een stiefouder en wijziging van geslachtsnaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 december 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de adoptie van de minderjarige [minderjarige 1] door de man, die een affectieve relatie heeft met de moeder van het kind. De man verzoekt om adoptie en wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] in de achternaam van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader van [minderjarige 1] is overleden en dat de man en de moeder sinds 2017 een relatie hebben en samenwonen met [minderjarige 1]. De rechtbank heeft de belangen van het kind in overweging genomen en vastgesteld dat [minderjarige 1] niets meer van zijn overleden vader te verwachten heeft. De rechtbank heeft ook geconstateerd dat de man en de moeder voldoen aan de wettelijke vereisten voor adoptie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank heeft het verzoek tot adoptie toegewezen en de wijziging van de geslachtsnaam gelast, waarbij is bepaald dat [minderjarige 1] de achternaam van de man zal dragen. De kosten van de procedure worden door iedere partij zelf gedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/02/400696 FA RK 22-3756
Datum uitspraak: 12 december 2022
beschikking betreffende adoptie
in de zaak van
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de man,
advocaat mr. J.B. De Bree in Etten-Leur,
betreffende de [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] .
Als belanghebbenden worden gezien:
[de moeder van minderjarige 1] , hierna: de moeder;
[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag 2] 2014, wettelijk vertegenwoordigd door zijn moeder [de moeder van minderjarige 2] .
Als informanten worden gezien:
3. [naam vader] , hierna: de vader van [vader van minderjarige 1] die is overleden op [overlijdensdatum] ;
4. [naam moeder] , hierna: de moeder van [vader van minderjarige 1] ;
5. [naam zus] , hierna: de zus van [vader van minderjarige 1] .
Op grond van artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering heeft de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda,
hierna: de Raad, de rechtbank over het verzoek geadviseerd.
1. Het verloop van het geding
1.1 Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 18 augustus 2022 ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
- de brief van mr. J.B. de Bree van 16 september 2022 met bijlagen;
- de brief van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Rotterdam-Dordrecht, locatie Rotterdam, van 23 september 2022;
- de telefoonnotitie van het telefoongesprek tussen de griffier van de rechtbank en de vader van [vader van minderjarige 1] van 1 november 2022;
- de telefoonnotitie van het telefoongesprek tussen de griffier van de rechtbank en de moeder van [vader van minderjarige 1] van 2 november 2022.
- het uittreksel uit het gezagsregister betreffende [minderjarige 1] .
1.2 Het verzoek is mondeling behandeld op 12 december 2022. Bij die behandeling zijn gekomen de man met zijn advocaat en de moeder. Ook was een vertegenwoordigster aanwezig namens de Raad. Mevrouw [de moeder van minderjarige 2] heeft de mondelinge behandeling via een beeldschermverbinding bijgewoond.
1.3 Voor deze mondelinge behandeling heeft de kinderrechter met [minderjarige 1] gesproken over het verzoek.

2.Het verzoek

De man verzoekt bij beschikking:
de adoptie door de man van [minderjarige 1] uit te spreken;
de wijziging van de geslachtsnaam van [minderjarige 1] in “ [achternaam van de man] ” te gelasten.

3.De beoordeling

3.1
Blijkens de stukken staat het volgende vast.
- De moeder en [vader van minderjarige 1] hebben een relatie gehad. Uit hun relatie is op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] [minderjarige 1] geboren.
- [vader van minderjarige 1] heeft [minderjarige 1] erkend.
- De moeder heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige 1] .
- [vader van minderjarige 1] is op [overlijdensdatum] te [plaats] overleden.
- De man en de moeder hebben sinds december 2017 een affectieve relatie. Zij wonen sinds 21 december 2018 in gezinsverband met [minderjarige 1] samen.
- Op [datum] 2021 zijn de man en de moeder een geregistreerd partnerschap aangegaan.
- De man, de moeder en [minderjarige 1] bezitten de Nederlandse nationaliteit en hebben hun gewone verblijfplaats in Nederland.
3.2
De man legt aan zijn verzoek ten grondslag dat de relatie tussen de moeder en [vader van minderjarige 1] 10 maanden na de geboorte van [minderjarige 1] is verbroken. Hierna heeft de moeder geprobeerd het contact met hem te onderhouden, maar dit was erg moeizaam. [minderjarige 1] was anderhalf jaar oud toen hij zijn vader voor het laatst heeft gezien. Sinds december 2017 heeft de man een affectieve relatie met de moeder. Vanaf de eerste ontmoeting tussen de man en [minderjarige 1] was er een klik tussen hen. Sinds de man en de moeder met elkaar samenwonen, zorgt de man voor [minderjarige 1] alsof hij zijn eigen zoon is. Voor [minderjarige 1] is de man zijn vader, terwijl hij er ook van op de hoogte is dat de man niet zijn biologische vader is. Daarom heeft [minderjarige 1] ook zelf aangegeven dat hij graag wil dat de man hem adopteert. De man kan zelf geen kinderen krijgen en [minderjarige 1] voelt echt als zijn zoon. Daarom wenst ook hij dat hij en [minderjarige 1] middels adoptie in een familierechtelijke betrekking tot elkaar komen te staan. Nu de vader van [minderjarige 1] is overleden, is voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien dat [minderjarige 1] niets meer van hem in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. [minderjarige 1] heeft na het uiteengaan van zijn ouders de familieleden van zijn vader ook niet meer gezien. Nu [minderjarige 1] niets meer te verwachten heeft van zijn vader en hij nimmer een rol van betekenis heeft gespeeld in zijn leven, is het in het kennelijk belang van [minderjarige 1] dat hij wordt geadopteerd door de man. [minderjarige 1] vindt het leuk om de man “papa” te noemen en samen met de moeder vormen zij met zijn drieën een gezin. De moeder stemt in met het verzoek tot adoptie, zoals blijkt uit haar verklaring die bij het verzoekschrift is overgelegd. De man acht het verder ook in het belang van [minderjarige 1] dat hij samen met de moeder het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] kan uitoefenen. Nu zij een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan, zal door adoptie ook de man met het gezag over [minderjarige 1] worden belast. De moeder heeft bij het geregistreerd partnerschap ervoor gekozen om de achternaam van de man aan te nemen. [minderjarige 1] wil ook graag de achternaam van de man; hij zal dan het gevoel krijgen dat hij echt bij het gezin hoort. De man en de moeder kiezen er dan ook samen voor dat [minderjarige 1] de achternaam van de man krijgt.
In aanvulling hierop is tijdens de mondelinge behandeling door en namens de man aangevoerd dat de man niet weet of de ouders van [vader van minderjarige 1] vermogend zijn. De man vindt het belangrijk dat hij [minderjarige 1] kan adopteren, ook al zou [minderjarige 1] door de adoptie geen aanspraak meer kunnen maken op de erfenis van de ouders van [vader van minderjarige 1] .
3.3
[minderjarige 1] heeft, tijdens het minderjarigenverhoor voorafgaand aan de mondelinge behandeling, aangevoerd dat hij het fijn zou vinden als de man hem adopteert, zodat hij officieel zijn vader wordt. Volgens hem zijn er geen obstakels voor de adoptie. Hij stemt dan ook in met het verzoek van de man.
3.4
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangevoerd zij graag wil dat de man [minderjarige 1] adopteert, ook al zou [minderjarige 1] door de adoptie geen aanspraak meer kunnen maken op de erfenis van de ouders van [vader van minderjarige 1] . Vroeger waren zijn ouders wel vermogend. Daarin is verandering gekomen. De laatste keer dat de moeder de vader van [vader van minderjarige 1] zag, woonde hij in een klein huis en vond hij het moeilijk om het financieel te bolwerken.
3.5
Tijdens de mondelinge behandeling is ook mevrouw [de moeder van minderjarige 2] als belanghebbende gehoord.
3.6
De moeder van [vader van minderjarige 1] heeft tijdens een telefoongesprek met de griffier van de rechtbank aangevoerd dat zij [minderjarige 1] al jaren niet heeft gezien en geen idee heeft hoe het met hem gaat. Zij kent de man niet. Zij heeft geen enkel probleem met het verzoek en hoopt dat [minderjarige 1] , de man en de moeder een gelukkig leven leiden. Zij zal niet naar de zitting komen.
3.7
De vader van [vader van minderjarige 1] heeft tijdens een telefoongesprek met de griffier van de rechtbank aangevoerd dat hij [minderjarige 1] al bijna acht jaar niet heeft gezien. Hij heeft geen probleem met het verzoek. Hij kent de man en vind hem een aardige en geschikte man. Hij zal evenmin naar de zitting komen.
3.8
Namens de Raad is bij brief van 23 september 2022 aangevoerd dat naar aanleiding van de ontvangst van het verzoekschrift een korte inhoudelijke beoordeling is gemaakt naar de noodzaak van een raadsonderzoek. Normaliter onderzoekt de Raad bij een stiefouderadoptie de vraag of een minderjarige in de toekomst nog iets van zijn/haar ouder(s) te verwachten heeft en of de adoptie in het belang van de minderjarige is. Uit de bijlage van het verzoekschrift blijkt dat de vader van [minderjarige 1] is overleden. Hierdoor is er, naast de moeder, geen andere juridische ouder die het verzoek zou kunnen tegenspreken en die door de Raad gesproken zou kunnen worden. De vraag of [minderjarige 1] in de toekomst nog iets van zijn vader te verwachten heeft, wordt feitelijk reeds beantwoord door het overlijden van zijn vader. Nu er bij [minderjarige 1] geen sprake is van eerdere raadsbemoeienis, ziet de Raad, vanwege de specifieke omstandigheden van deze zaak, geen aanleiding om verder onderzoek te verrichten.
In aanvulling hierop is tijdens de mondelinge behandeling namens de Raad aangevoerd dat het fijn voor [minderjarige 1] zal zijn als de man hem kan adopteren. Daarnaast heeft de Raad de moeder en mevrouw [de moeder van minderjarige 2] geadviseerd om ten aanzien van de afstammingsrelaties openheid van zaken te geven.
3.9
De rechtbank overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:227, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot adoptie slechts worden gedaan door de adoptant die echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder is, indien hij ten minste drie aaneengesloten jaren onmiddellijk voorafgaande aan de indiening van het verzoek met die ouder heeft samengeleefd.
3.1
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat de man sinds 21 december 2018 met de moeder samenwoont en dat zij op [datum] 2021 een geregistreerd partnerschap zijn aangegaan. [minderjarige 1] verblijft sinds 21 december 2018 in het gezin van de man en de moeder, waarbij zij gezamenlijk zorgdragen voor zijn verzorging en opvoeding. Gelet hierop kan de man worden ontvangen in zijn verzoek.
3.11
Het verzoek kan ingevolge artikel 1:227, derde lid, BW vervolgens alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang is van het kind en op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs te voorzien is dat het kind niets meer van zijn ouder in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden, genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Op grond van artikel 1:228, eerste lid, BW dient aan de navolgende voorwaarden voor adoptie te worden voldaan:
a. dat het kind op de dag van het eerste verzoek minderjarig is, en dat het kind, indien het op de dag van het verzoek twaalf jaar of ouder is, ter gelegenheid van zijn verhoor niet van bezwaren tegen toewijzing van het verzoek heeft doen blijken;
b. het kind niet een kleinkind van een adoptant is;
c. dat de adoptant of ieder der adoptanten ten minste achttien jaren ouder dan het kind is;
d. dat geen der ouders het verzoek tegenspreekt;
e. dat de minderjarige moeder van het kind op de dag van het verzoek de leeftijd van zestien jaren heeft bereikt;
f. dat de adoptanten of de adoptanten het kind gedurende ten minste een jaar heeft of hebben verzorgd en opgevoed;
g. dat de ouder of ouders niet of niet langer het gezag over het kind hebben.
3.12
De rechtbank stelt op basis van de stukken en de mondelinge behandeling vast dat [minderjarige 1] niets meer van zijn vader in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft. Hij is immers op [overlijdensdatum] overleden. Ook acht de rechtbank de adoptie in het kennelijk belang van [minderjarige 1] . Hij zal door de adoptie in familierechtelijke betrekking tot de man komen te staan, die hij als zijn vader ziet en door wie hij, samen met zijn moeder, al bijna vier jaar wordt verzorgd en opgevoed. Daarnaast acht de rechtbank het aannemelijk dat [minderjarige 1] van de ouders van zijn vader op materieel of immaterieel gebied niets te verwachten heeft. Aan de voorwaarden als genoemd in artikel 1:228 BW is eveneens voldaan. De rechtbank zal het verzoek tot adoptie dan ook toewijzen.
3.13
Nu de man en de moeder in het kader van het verzoek tot adoptie gezamenlijk hebben verklaard dat zij wensen dat [minderjarige 1] de geslachtsnaam van de man zal hebben, zal de rechtbank deze keuze vastleggen op grond van het bepaalde in artikel 1:5, derde lid, BW.
3.14
Aangezien deze procedure betrekking heeft op Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, zal de rechtbank bepalen dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de adoptie door [de man] , geboren op [geboortedag 3] 1992 te [geboorteplaats 2] van de [minderjarige 1] , geboren op [geboortedag 1] 2011 te [geboorteplaats 1] ;
verstaat dat genoemde minderjarige als geslachtsnaam ‘ [achternaam van de man] ’ zal hebben;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2022 door mr. Van Leuven, kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 20 december 2022.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op: