ECLI:NL:RBZWB:2022:8481

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 juli 2022
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
C/02/399262 / JE RK 22-1174
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • F. Felix
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 juli 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [minderjarige]. De ouders van [minderjarige], beiden woonachtig in Griekenland, hebben ingestemd met een tijdelijke verlenging van de uithuisplaatsing, met als doel de ouder-kind band te herstellen en een snelle overdracht te faciliteren. De minderjarige verblijft momenteel in een netwerkpleeggezin, waar zij liefdevol wordt opgevangen. De communicatie tussen de ouders en de GI is ernstig verstoord, en er is momenteel geen contact tussen [minderjarige] en haar ouders. De GI heeft een verzoek ingediend om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 september 2022, terwijl de ouders en hun advocaten ook hun standpunten hebben gepresenteerd. De kinderrechter heeft overwogen dat, ondanks de vertraging in het proces, de terugplaatsing van [minderjarige] bij haar ouders in Griekenland in zicht is, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De kinderrechter heeft besloten de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 15 september 2022, met de mogelijkheid om de zaak later opnieuw te beoordelen op basis van de voortgang van de situatie.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaakgegevens: C/02/399262 / JE RK 22-1174
Datum uitspraak:
beschikking van de kinderrechter over verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van

DE STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,

hierna te noemen: de GI (Gecertificeerde Instelling),
gevestigd te Roosendaal,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedag] 2021 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in Griekenland,
advocaat mr. C.M.D. De Waele,

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in Griekenland,
advocaat: mr. G. Demir,
ter gelegenheid van de mondelinge behandeling waargenomen door mr. R.G.J. van Kerkhof.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het op 5 juli 2022 ingekomen verzoekschrift van de GI, ingekomen op 5 juli 2022;
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 21 januari 2022.;
  • het op 19 juli 2022 ingekomen emailbericht van de advocaat van de moeder;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door de advocaat van de moeder ingebrachte producties.
Op 21 juli 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
  • de advocaat van de moeder;
  • de heer [naam ] , vertegenwoordigende van de GI;
  • de waarnemend advocaat van de vader via een beeldbelverbinding;
  • de moeder via een beeldbelverbinding;
  • de vader via een beeldbelverbinding.
Tevens is bijzondere toegang verleend aan mevrouw R. Liakopoulou , advocaat van de vader in Griekenland via een beeldbelverbinding.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige] verblijft in een netwerkpleeggezin, te weten bij oma moederszijde en haar partner.
Bij beschikking van 21 januari 2022 is [minderjarige] onder toezicht gesteld van de GI
tot 22 januari 2023 en is een machtiging verleend tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg tot 22 juli 2022. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Het verzoek

Aan de orde is een verzoek van de GI ertoe strekkende de machtiging tot plaatsing van [minderjarige] gedurende dag en nacht voor verblijf in een pleeggezin te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, tot 22 januari 2023.

Het standpunt van de verzoeker

Ter onderbouwing van het verzoek wordt door de GI schriftelijk en mondeling aanvullend - samengevat - het navolgende aangevoerd.
[minderjarige] ontwikkelt zich in het pleeggezin leeftijdsadequaat. Zij wordt daar liefdevol opgevangen en in alles wat bij het opvoeden van een baby komt kijken is voorzien. De communicatie met de biologische ouders is intussen ernstig verstoord geraakt. De vader wil geen enkel contact met welke Nederlandse organisatie dan ook. De moeder staat daar hetzelfde in, maar zij heeft op dit moment wel contact met de huidige jeugdbeschermer. De moeder is actief bezig om een terugkeer van [minderjarige] naar Griekenland te organiseren. Zij heeft daarvoor in Griekenland contact met een advocaat gezocht en zij heeft gegevens doorgestuurd van psychologen en sociaal werkers. Echter, wanneer deze de GI om informatie vroegen mocht die van de moeder niet worden gegeven, omdat zij het met de gang van zaken niet eens is. Desgevraagd heeft de GI op de mondelinge behandeling onderstreept dat, ondanks het vorenstaande, de zorgen die er rondom de bevalling van [minderjarige] waren, wel degelijk zijn meegenomen in het onderzoek dat in Griekenland, met tussenkomst van de Centrale Autoriteit, is uitgevoerd.
Er is momenteel tussen de ouders en [minderjarige] geen contact. Daarbij is de informatieverstrekking door de GI stopgezet, omdat er daarop van de ouders geen enkele reactie werd ontvangen.
Gezien het stroeve verloop van de communicatie met en tussen de verschillende instanties heeft de GI extra ingezet op contacten met de Centrale Autoriteit. Uiteindelijk is medio januari 2022 een eerste rapport gekomen vanuit Griekenland. Daarin is vooral de situatie op het gebied van huisvesting en wat daarvoor nodig is in kaart gebracht. Het tweede aanvullende rapport, dat specifiek op de ouders is gericht, wordt (ten tijde van het indienen van het verzoekschrift) nog afgewacht.
Van de mogelijkheid om [minderjarige] bij oma moederszijde te bezoeken is door de moeder niet of nauwelijks gebruik gemaakt. De vader heeft [minderjarige] tot aan het vertrek naar Griekenland medio november 2021 dagelijks opgezocht en bij oma moederszijde thuis de verzorging opgepakt en zijn betrokkenheid getoond, maar sinds het vertrek is dit niet meer het geval geweest. [minderjarige] groeit intussen op in een liefdevol pleeggezin, wat niet wegneemt dat als zorgelijk wordt beschouwd dat zij geen contact met haar ouders heeft en zij geen directe rol spelen in haar leven/belevingswereld. Dit is van invloed op de hechtings-mogelijkheden van [minderjarige] met haar ouders.
Oma moederszijde en haar partner hebben aangegeven bereid te zijn om langere tijd voor [minderjarige] te zorgen, zij het dat die wens eveneens bij de biologische ouders aanwezig is. Het is daarom voor [minderjarige] van belang dat er op korte termijn duidelijkheid komt waar zij zal opgroeien. Ongeacht of [minderjarige] in het pleeggezin zal blijven of een terugkeer van haar naar Griekenland wordt voorbereid, geldt dat in beide gevallen een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is.
Tijdens de mondelinge behandeling is namens de GI naar voren gebracht dat inmiddels het tweede aanvullend rapport in de Griekse taal beschikbaar is gekomen. De Nederlandse vertaling daarvan wordt op 25 juli 2022 verwacht. In enkele in deze rapportage voorkomende passages in de Engelse taal kunnen wel al voorwaarden/aanbevelingen worden gelezen die worden verbonden aan een terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders in Griekenland, te weten:
er is hulpverlening voorhanden in de plaats waar de ouders wonen, gericht op moeder en kind;
gesprekssessies van de ouders met mevrouw [psycholoog], die reeds met instemming van alle betrokken partijen plaats vinden, blijven doorlopen;
er wordt door de gemeente toezicht uitgeoefend, opdat gemonitord zal blijven worden of de noodzakelijke stappen door de ouders daadwerkelijk worden gezet.
De Centrale Autoriteit heeft laten weten de Griekse jeugdbescherming te benaderen met het advies om de zaak over te nemen. Op deze manier kan aan een terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders in Griekenland gewerkt worden. Waar ten tijde van het indienen van het verzoekschrift nog twee sporen werden beschreven (ofwel [minderjarige] blijft in het pleeggezin in Nederland, ofwel [minderjarige] zal terugkeren bij haar biologische ouders in Griekenland), wordt op dit moment – na ontvangst van het tweede deel van het rapport - dus volledig ingezet op het realiseren van een overdracht naar Griekenland. Het besluit tot terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders zal intussen ter toetsing aan de Raad voor de Kinderbescherming worden voorgelegd.
Hoe zeer ook het belang wordt gezien van een zo snel mogelijke terugplaatsing van [minderjarige] bij de ouders, geldt dat de GI nog onderzoek dient te verrichten naar de wijze waarop dit zo zorgvuldig en veilig mogelijk kan plaats vinden. Naar verwachting zal dit enige tijd vergen, waarbij de GI tevens in aanmerking neemt dat de gedragskundige en de betrokken jeugdzorgwerker qua standpunt over de wijze waarop de hereniging van [minderjarige] met haar ouders dient plaats te vinden niet op één lijn zitten. In de opvatting van de betrokken jeugdzorgwerker kan dit proces in Griekenland plaats vinden. De betrokken jeugdzorgwerker deelt desgevraagd mee dat zijn standpunt hieromtrent gedurende het proces inderdaad gewijzigd is, nu is gebleken dat de ouders niet naar Nederland komen. Deze patstelling dient in het belang van [minderjarige] te worden doorbroken. De gedragskundige heeft echter nog wel altijd de opvatting dat de ouders voordat een daadwerkelijke overdracht plaats kan vinden eerst naar Nederland dienen te komen om tot herstel van de ouder-kind band te komen. De GI verzoekt de kinderrechter over dit onderwerp in de te nemen beslissing een standpunt in te nemen.
Onder verwijzing naar alle hiervóór beschreven omstandigheden wijzigt de GI haar verzoek aldus, dat thans wordt verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor een periode tot uiterlijk 15 september 2022 en de beslissing op het restantverzoek aan te houden.

De standpunten van de belanghebbenden

Namens de moeder brengt haar advocaat naar voren dat zij het in de eerste plaats betreurt dat het algehele traject gericht op een terugkeer van [minderjarige] naar de ouders als gevolg van een stroef verlopende communicatie tussen de betrokken instanties en autoriteiten in belangrijke mate vertraging heeft opgelopen. Bij het tweede aanvullend rapport, waarvan de Nederlandse vertaling op 25 juli 2022 wordt verwacht, wil zij enkele nuanceringen plaatsen bij de wijze waarop de drie voorwaarden/ aanbevelingen door de GI zijn verwoord, nu zij zelf de Griekse taal machtig is.
De moeder-kind hulp zal worden uitgevoerd door “ [zorginstelling] ” en kan worden gezien als een “consultatiebureau plus”. Deze organisatie heeft bevestigd deze hulp te zullen verlenen en op het verloop zicht te zullen houden. De advocaat wijst nog op de bevindingen uit onderzoek van [professor] , die - samengevat - ertoe strekken dat “ouderonthechting” niet bestaat, aangezien een kind een natuurlijke loyaliteit heeft naar de biologische ouders. Het zich hechten van een kind aan de pleegouder(s) doet niets af aan het vermogen van een kind om op elk gewenst moment de primaire gehechtheid met de biologische ouder(s) te herstellen. Indien derhalve een biologische ouder de kans is ontnomen of deze niet in de gelegenheid is gesteld en/of de gelegenheid is ontzegd om een gehechtheidsrelatie met het kind op te bouwen, betekent dit dat het vanuit pedagogisch en ontwikkelingspsychologisch perspectief niet valide en zelfs immoreel is om deze geblokkeerde gelegenheid in te zetten als argument tegen het in gang zetten en bevorderen van contactherstel. Het is daarom in [minderjarige] belang aangewezen, nu gebleken is dat de biologische ouders (weer) in staat zijn aan haar voldoende veiligheid en continuïteit te bieden, dat met het proces gericht op herstel van hun onderlinge verbondenheid zo snel mogelijk wordt gestart.
De directe supervisie/ondersteuning berust bij de Social Services - de evenknie van de Nederlandse jeugdbescherming in Griekenland - in de woonplaats van de ouders. De ouders worden niet verplicht de gesprekssessies met mevrouw [psycholoog] te laten doorlopen. Alleen als zij dat willen/kunnen mogen zij dat doen. Wel geldt in het geval dat de gespreksessies blijven doorlopen, dat mevrouw [psycholoog] dan bij de monitoringsgesprekken wordt betrokken.
De algehele monitoring is in handen van de gemeente. Dit is door de betrokken autoriteiten als zodanig schriftelijk bevestigd.
In gesprek met de Centrale Autoriteit is door de advocaat voorgesteld de overdracht van [minderjarige] op het kantoor van de Social Services in aanwezigheid van de heer [naam ] en zijn Griekse evenknie te laten plaatsvinden. Verder benadrukt zij, onder verwijzing naar jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens, dat in situaties als in de onderhavige zaak het belang van het kind centraal hoort te staan, welk belang behoort te worden ingevuld door gevalideerde wetenschap in plaats van door protocollen en afzonderlijke visies. Zij acht in dat opzicht van belang dat de moeder actief bezig is om gunstige pedagogische en opvoedkundige omstandigheden voor [minderjarige] te creëren. Van belang acht zij te vermelden dat de moeder voor zichzelf naar aanleiding van traumatische gebeurtenissen rondom de bevalling op zoek is gegaan naar therapeutische (EMDR) hulpverlening. Tevens heeft zij contact gezocht met haar (voormalige) behandelend gynaecoloog in Griekenland, met het verzoek of onderzocht kan worden hoe op dit moment de borstvoeding weer op gang gebracht zou kunnen worden. Daartoe zijn kennelijk mogelijkheden en dit zou de band tussen moeder en dochter kunnen versterken. Ten slotte leidt het geen twijfel dat in geval van een overdracht van [minderjarige] naar de ouders in Griekenland de moeder zich consequent aan de aanwijzingen van de zorgaanbieder(s) zal houden; van de vader mag in die zin een vergelijkbare opstelling worden verwacht. In dat licht bezien, daarbij rekening houdend met alle transculturele aspecten van de onderhavige zaak, beschouwt zij de visie van de gedragswetenschapper (dat de ouders eerst een periode naar Nederland zouden moeten komen) als volstrekt ongepast. Bedoelde overdracht dient daarom in het belang van [minderjarige] zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Daarvan uitgaande kan zij namens de moeder instemmen met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, zij het voor beperkte duur, te weten tot en met uiterlijk 31 augustus 2022. Daardoor blijft het algehele proces onder druk geplaatst en wordt bovendien voorkomen dat herstel van de band tussen [minderjarige] - zij wordt op [geboortedag] 2022 één jaar - en haar ouders onnodige vertraging oploopt.
De moeder merkt - aanvullend - op over het contact met de GI dat zij en de vader graag op updates en op door hen ontvangen foto’s hadden willen reageren, dat zij eveneens met de pleegmoeder contact hadden willen hebben en dat zij dit zowel naar de GI als bij de Social Services en bij de Centrale Autoriteit kenbaar hebben gemaakt. Echter, hen is consequent door de GI voorgehouden dat dit niet de bedoeling was. Uiteindelijk werden er vanaf februari 2022 helemaal geen updates meer ontvangen. Het bleek evenmin mogelijk om daarover nadere afspraken te maken. Ten slotte deelt de moeder mede dat zij en de vader inmiddels zijn gehuwd en dat zij samen wonen.
De advocaat van de vader voert aan dat gebruikmaking van de juiste connecties door de ouders in Griekenland en door de huidige advocaat van de moeder uiteindelijk heeft geleid tot meer transparantie, waardoor processen zijn versneld en er thans over documenten wordt beschikt, die voor een zorgvuldige en verantwoorde overdracht van [minderjarige] noodzakelijk zijn. Ook ten aanzien van huisvesting en ondersteuning in het kader van jeugdbescherming zijn in Griekenland inmiddels alle nodige voorzieningen getroffen. Gelet op al wat er is bereikt dient thans in het belang van [minderjarige] snel te worden doorgepakt. Op grond van de actuele omstandigheden kan daarom namens de vader worden ingestemd met een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, zij het ofwel voor een periode van maximaal 3 weken, nadrukkelijk rekening houdend met de aanstaande vakantie van de heer [naam ] , vertegenwoordiger van de GI, ofwel voor de periode tot aan de eerstvolgende mondelinge behandeling van de eveneens bij deze rechtbank aanhangige Paspoortwetzaak, die op 29 juli 2022 zal plaats vinden.

De beoordeling

De kinderrechter overweegt als volgt.
In de mondeling op 21 januari 2022 gegeven beschikking, schriftelijk bevestigd op 4 februari 2022, is ter onderbouwing van de bij die beslissing verleende machtiging tot uithuisplaatsing, in hoofdzaak overwogen dat [minderjarige] praktisch sinds haar geboorte bij haar oma verblijft en dat zij - afgezien van de eerste paar weken - niet tot nauwelijks contact met haar ouders heeft gehad. De belangrijkste zorgen, met name dat de ouders geen/ onvoldoende inzicht in de belangen en behoeftes van [minderjarige] hebben, bestaan op dit moment nog altijd. Het is daarbij steeds onduidelijk geweest of de ouders de affectie kunnen bieden die [minderjarige] nodig hebben. In dat kader heeft de GI de afgelopen maanden via de Centrale Autoriteit internationale kinderaangelegenheden getracht zicht te krijgen op de (situatie van de) ouders in Griekenland. Het eerste rapport hierover is in januari ontvangen; het tweede rapport is – zo is op de mondelinge behandeling kenbaar gemaakt – zeer recent in het Grieks door de GI ontvangen. De GI stelt zich naar aanleiding daarvan nu op het standpunt dat een terugplaatsing van [minderjarige] bij haar biologische ouders in het verschiet ligt en dat hieraan voortvarend zal worden gewerkt.
De inhoud van de gedingstukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling strekt tot de overtuiging dat er intussen door de ouders, de GI en de advocaat van de moeder veel werk is verzet, deels door de GI vanuit zorgen over de zorg- en opvoedingsmogelijk-heden van de ouders en deels door de ouders en door de advocaat van de moeder om een veilige en verantwoorde terugplaatsing van [minderjarige] bij haar ouders in Griekenland mogelijk te maken.
Daaraan doet niet af dat, onder meer door stroef verlopende processen tussen de betrokken instanties en autoriteiten, het algehele proces vertraging heeft opgelopen en daardoor de Nederlandse vertaling van het tweede aanvullend rapport, dat specifiek is gericht op de ouders, niet eerder dan per 25 juli 2022 in Nederlandse vertaling voorhanden zal zijn bij de GI. De GI heeft echter al medegedeeld dat uit enkele in bedoelde rapportage voorkomende passages in de Engelse taal in elk geval lijkt te volgen dat een terugkeer van [minderjarige] bij de ouders in Griekenland in de rede ligt, zij het dat daaraan een aantal voorwaarden zijn verbonden cq aanbevelingen zijn gedaan, die globaal zien op professionele hulp en ondersteuning aan ouders en kind in geval van een terugplaatsing en het (kunnen blijven) monitoren van het verloop daarvan.
Uit de mondelinge behandeling is tevens gebleken dat nog enige tijd nodig is voor het volledig op orde brengen van de noodzakelijke documenten en het regelen van praktische zaken met het oog op een terugkeer van [minderjarige] naar de ouders, alsook dat er nog een intern overleg van de GI zal gaan plaats vinden over de wijze waarop - specifiek uit hechtingsoogpunt bezien - aan de terugkeer uitvoering zal worden gegeven. Daarnaast dient het besluit tot terugplaatsing nog ter toetsing aan de Raad voor de Kinderbescherming te worden voorgelegd en dienen de oma (pleegouder) en haar partner nog in het algehele proces betrokken te worden. Anders dan door op te merken dat in het belang van [minderjarige] de terugplaatsing zorgvuldig en veilig dient te geschieden zal de kinderrechter verder niet in gaan op de wijze waarop aan de terugplaatsing uitvoering dient te worden gegeven, zoals door de GI verzocht. Dit behoort tot het domein en de deskundigheid van de GI, zodat binnen de GI overeenstemming zal moeten worden bereikt – onder andere met de gedragskundige – over wat voor [minderjarige] gezien de omstandigheden de meest optimale wijze zal zijn om deze beoogde overgang vorm te geven.
Op grond van alle voormelde omstandigheden, daarbij nadrukkelijk rekening houdend met het uitgangspunt dat als primaire doelstelling van een maatregel tot uithuisplaatsing geldt dat gewerkt wordt aan een oplossing om ervoor te zorgen dat het kind - uiteindelijk - kan terugkeren naar de ouders, acht de kinderrechter op dit moment nog steeds voldaan aan de wettelijke vereisten voor verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing (artikel 1:265c BW in samenhang gelezen met artikel 1:265b BW). De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlengen, zij het dat, op grond van voormelde omstandig-heden en hetgeen de GI heeft opgemerkt over de benodigde tijd om de beoogde terugplaatsing te realiseren, aanleiding wordt gezien de maatregel in duur te beperken tot 15 september 2022.
De beslissing ten aanzien van het restantverzoek zal pro forma worden aangehouden, als hierna weergeven, in afwachting van schriftelijk bericht van de GI - tevens in afschrift aan de raadslieden van de ouders - over het verdere verloop en de bereikte resultaten. De GI alsook de raadslieden, zodra zij het bedoelde verslag op schrift hebben ontvangen, worden verzocht de rechtbank schriftelijk omtrent hun (nader) standpunt te berichten en daarbij tevens aan te geven of wordt ingestemd met schriftelijke afdoening van de zaak.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een pleeggezin met ingang van 22 juli 2022 tot 15 september 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de behandeling van het restantverzoek aan tot
donderdag, 1 september 2022 Pro Forma, in afwachting van een schriftelijk verslag van de GI, als hiervóór onder De beoordeling in de laatste alinea vermeld;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2022 door mr. Felix, kinderrechter, in tegenwoordigheid van Baremans, griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 28 juli 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
’s-Hertogenbosch.