Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser sub01] ,
[eiser sub02],
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak vorderen eisers, [eiser01] c.s., schadevergoeding van gedaagde, [gedaagde01], wegens gebreken in de woning die zij op 15 juni 2020 van hem hebben gekocht. De koopovereenkomst, gesloten op 9 maart 2020, bevatte bepalingen over de staat van de onroerende zaak en aansprakelijkheid voor gebreken. Eisers stellen dat de woning niet geschikt is voor normaal gebruik door optrekkend vocht, een lekkend raam en een niet-functionerende riolering. Gedaagde heeft de aansprakelijkheid afgewezen en betwist dat de gebreken aan hem te wijten zijn. De rechtbank heeft de vorderingen van eisers beoordeeld aan de hand van de koopovereenkomst en relevante wetgeving, waaronder artikel 7:17 BW. De rechtbank oordeelt dat de woning niet voldoet aan de verwachtingen die eisers mochten hebben op basis van de overeenkomst, met name wat betreft het optrekkend vocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagde aansprakelijk is voor de herstelkosten van € 5.445,00, maar heeft de overige vorderingen van eisers afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken op 12 januari 2022.