ECLI:NL:RBZWB:2022:8621

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juli 2022
Publicatiedatum
13 juli 2023
Zaaknummer
8595448 OV EXPL 20-1870 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van een pachtovereenkomst wegens tekortkomingen van de pachter

In deze zaak heeft de pachtkamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 juli 2022 uitspraak gedaan in een bodemprocedure over de ontbinding van een pachtovereenkomst. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M.C.M. Bogers, heeft de ontbinding van de pachtovereenkomst gevorderd op grond van tekortkomingen van de gedaagde, die werd bijgestaan door mr. J.L. Mieras. De gedaagde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om nadere stukken over te leggen, ondanks dat de pachtkamer hem hiertoe had opgedragen. De gedaagde heeft betwist dat hij het gepachte goed heeft geëxploiteerd, maar heeft onvoldoende bewijs geleverd om deze betwisting te onderbouwen. De pachtkamer heeft vastgesteld dat de gedaagde gedurende enige tijd het gepachte niet zelf heeft geëxploiteerd, wat een tekortkoming oplevert die de ontbinding van de pachtovereenkomst rechtvaardigt. De pachtkamer heeft de vorderingen van de eiser tot ontbinding van de pachtovereenkomst en ontruiming van de pachtgrond toegewezen, met de voorwaarde dat de ontbinding en ontruiming gekoppeld worden aan het einde van de oogst van het te velde staande gewas, maar uiterlijk op 1 november 2022. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Civiele kantonzaken
Zittingsplaats: Middelburg
zaak/rolnr.: 8595448 / 20-1870
vonnis van de pachtkamer d.d. 13 juli 2022
in de zaak van
[eiser01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eisende partij,
verder te noemen: [eiser01] ,
gemachtigde: thans mr. R.M.C.M. Bogers,
t e g e n :
[gedaagde01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde01] ,
gemachtigde: mr. J.L. Mieras.

1.1. Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
- het tussenvonnis van 25 mei 2022
- de brief van mr. Mieras van 31 mei 2022
- de akte van de zijde van [eiser01] .

2.De verdere beoordeling

2.1.
De pachtkamer verwijst naar haar tussenvonnis van 25 mei 2022. Bij dat vonnis is [gedaagde01]
in de gelegenheid gesteld nadere stukken over te leggen. Hem is opgedragen kopieën in het geding te brengen van de volledige jaarrekeningen van 2014 tot en met 2020, alsmede facturen met betrekking tot het gepachte vanaf 2014.
Bij brief van 31 mei 2022 heeft mr. Mieras namens [gedaagde01] meegedeeld dat hij niet bereid is om de verzochte stukken over te leggen. Ter toelichting heeft hij gesteld dat de volledige jaarrekeningen over 7 jaren 210 pagina’s beslaan en dat specifieke informatie over het gepachte daaruit niet is af te leiden. Hij voert aan dat hij bij akte van 21 juni 2022 reeds de nodige informatie heeft verstrekt en verwijst naar de daarbij overgelegde jaarrekeningen over 2018 en 2019.
Hetzelfde geldt volgens [gedaagde01] voor de verzochte facturen die specifiek op het perceel betrekking hebben. Die zijn er niet, met uitzondering van de factuur die door [eiser01] reeds bij dagvaarding als productie 15 is overgelegd. De gewassen die op het gepachte stonden, stonden ook op andere percelen. De facturen van kosten en opbrengsten die er zijn, zoals van kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen, machines, accountantskosten en autokosten, zijn niet onderverdeeld naar specifiek perceel. Het overleggen van deze facturen voegt niets toe aan de zaak, aldus [gedaagde01] .
2.2.
[eiser01] heeft hierop bij akte gereageerd. Zij stelt zich op het standpunt dat [gedaagde01] ten onrechte weigert de verzochte stukken over te leggen.
Volgens [eiser01] kan de omvang van een document dat voorhanden is geen belemmering zijn om dat document over te leggen indien daarom is verzocht. Het is niet aan [gedaagde01] om te beoordelen of de informatie uit de stukken al dan niet van belang is. Een jaarrekening geeft volgens [eiser01] juist veel informatie, naast de gecombineerde opgaven. Nu [gedaagde01] heeft geweigerd deze (complete) stukken over te leggen, heeft hij bewust belangrijke informatie achtergehouden, aldus [eiser01] .
voert verder aan dat, nu [gedaagde01] geen facturen heeft overgelegd - ook geen facturen die op meerdere percelen betrekking hebben -, deze kennelijk ontbreken, zodat ervan uit moet worden gegaan dat [gedaagde01] nauwelijks teeltkosten maakt ten aanzien van het gepachte en geen directe opbrengsten heeft. [eiser01] persisteert bij haar vordering tot ontbinding van de pachtovereenkomst.
2.3.
De pachtkamer oordeelt als volgt. In het tussenvonnis van 25 mei 2022 is overwogen “dat de pachtkamer constateert dat [gedaagde01] vooralsnog, mede gelet op de gemotiveerde reactie van [eiser01] op de overgelegde stukken, onvoldoende inhoud heeft gegeven aan de hiervoor bedoelde gehoudenheid om ter motivering van zijn betwisting van de stellingen van de verpachter feitelijke gegevens te verschaffen, teneinde de verpachter aanknopingspunten voor eventuele bewijslevering te verschaffen.” [gedaagde01] is in de gelegenheid gesteld, althans hem is opgedragen, om alsnog nadere stukken over te leggen. [gedaagde01] heeft echter meegedeeld hiertoe niet bereid te zijn en heeft geen nadere stukken in het geding gebracht. De redenen die [gedaagde01] daarvoor aanvoert zijn niet gegrond. De pachtkamer is met [eiser01] van oordeel dat de enkele omvang van de stukken - zonder dat dit nader door [gedaagde01] is toegelicht - niet aan het overleggen daarvan in de weg kan staan, indien uitdrukkelijk is opgedragen om die stukken in het geding te brengen. Bovendien is het niet aan [gedaagde01] om te beoordelen of de informatie uit de stukken al dan niet van belang is. Kennelijk beschikt [gedaagde01] wel over de verzochte stukken, althans over stukken die mede het gepachte betreffen. Het had op zijn weg gelegen deze stukken over te leggen. De beoordeling van de inhoud daarvan is aan de pachtkamer. De verwijzing naar de eerder overgelegde informatie kan hem evenmin baten, omdat reeds is geoordeeld dat deze stukken onvoldoende zijn.
Nu [gedaagde01] geen nadere gegevens heeft verschaft, heeft hij, gelet op de hiervoor aangehaalde overweging uit het tussenvonnis van 25 mei 2022, zijn betwisting ten aanzien van het gebruik van het gepachte als een goed pachter onvoldoende inhoudelijk onderbouwd. Het moet er dan ook voor worden gehouden dat hij gedurende in ieder geval enige tijd (mogelijk gedurende jaren) het gepachte niet zelf heeft geëxploiteerd. Daarmee is [gedaagde01] tekortgeschoten in zijn verplichtingen om zich als een goed pachter te gedragen (artikel 7:347 BW).
De pachtkamer is van oordeel dat deze tekortkoming in dit geval dermate ernstig is dat deze de ontbinding van de pachtovereenkomst rechtvaardigt. Daarbij is van belang dat [gedaagde01] uitdrukkelijk heeft geweigerd om de verzochte stukken over te leggen, hetgeen voor zijn rekening en risico komt.
De pachtkamer zal de vorderingen tot ontbinding van de pacht en de ontruiming van de pachtgrond toewijzen, met dien verstande dat de datum van ontbinding en ontruiming zal worden gekoppeld aan het einde van de oogst van het te velde staande gewas.
2.4.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en aan een maximum worden gebonden.
2.5.
[eiser01] heeft een machtiging gevorderd om zelf de ontruiming te bewerkstelligen. Dit is onverenigbaar met artikel 556 lid 1 Rv, dat voorschrijft dat de gedwongen ontruiming geschiedt door de deurwaarder. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging voor het inroepen van de hulp van de sterke arm. Die bevoegdheid ontleent hij rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. De door [eiser01] gevorderde machtiging om de ontruiming zelf uit te voeren, zal dan ook wegens gebrek aan belang worden afgewezen.
2.6.
[gedaagde01] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten, vermeerderd met wettelijke rente.
5. De beslissing
De pachtkamer:
5.1.
ontbindt per datum van einde van de oogst van het te velde staande gewas, doch uiterlijk 1 november 2022 de pachtovereenkomst tussen partijen met betrekking tot de percelen kadastraal bekend gemeente [plaats01] , [sectie01], nummers [nummer01] , [nummer02] , [nummer03] en [nummer04] , totaal groot 2.67.05 ha,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] voormelde percelen te ontruimen en schoon en ontruimd te laten na oogst van het te velde staande gewas, doch uiterlijk 1 november 2022, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 per dag dat [gedaagde01] aan deze veroordeling niet voldoet,
5.3.
bepaalt dat [gedaagde01] geen dwangsom verbeurt boven het bedrag van € 100.000,00,
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de kosten van het geding, welke aan de zijde van [eiser01] tot op heden worden begroot op € 83,00 wegens griffierecht, € 102,96 wegens explootkosten en € 933,00 (3 punten à € 311,00) wegens salaris van de gemachtigde van [gedaagde01] , te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 juli 2022 tot de dag van voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door de pachtkamer, bestaande uit mr. Van den Boom, kantonrechter, als voorzitter en uit de [deskundige] , en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juli 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.