ECLI:NL:RBZWB:2022:8623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 april 2022
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
C-02-388264 - FA RK 21-3611
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen en voorlopige zorgregeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 april 2022 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een vrouw en een man. De vrouw verzocht om ontbinding van het geregistreerd partnerschap, het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen, en een zorgregeling vast te stellen. De man verzocht eveneens om ontbinding van het partnerschap, maar vroeg ook om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht en heeft het verzoek tot ontbinding toegewezen. De rechtbank heeft de voorlopige zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen contact hebben met de man, zonder overnachting. De rechtbank heeft ook een verwijzing naar Fivoor voorgesteld voor beide ouders om hen te ondersteunen in hun ouderschap. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming voor een vakantie met de kinderen, maar dit verzoek is afgewezen omdat de man zijn toestemming heeft gegeven. De rechtbank heeft de alimentatie voor de kinderen voorlopig vastgesteld op € 50 per maand en de verzoeken van beide partijen met betrekking tot de verdeling van de gemeenschappelijke goederen aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/388264 / FA RK 21-3611
beschikking betreffende ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] , [gemeente01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.M.G. Cox,
en
[de man01],
wonende te [woonplaats01] , [gemeente01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 28 juli 2021 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- het F9-formulier van mr. Cox van 10 augustus 2021 met onder andere als bijlage een gecorrigeerd verzoekschrift;
- het op 26 oktober 2021 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de man;
- het op 13 december 2021 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw;
- de brief van mr. Cox van 25 februari 2022 tevens houdende een aanvullend verzoek met bijlagen;
- het F9-formulier van mr. Cox van 7 maart 2022 met bijlagen;
- de brief van mr. Van Reeven-Özer van 11 maart 2022 met bijlagen;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van 20 juli 2021;
- de beschikking wijziging voorlopige voorzieningen van 11 februari 2022.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 22 maart 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Verder was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad.
1.3. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft de rechtbank op 5 april 2022 een korte bespreking belegd met de advocaten van partijen. Deze bespreking stond in het teken van de doorverwijzing naar Fivoor en de formulering van de indicaties voor partijen. Na afloop van deze bespreking heeft mr. Cox bij brief van 5 april 2022 op verzoek van de rechtbank nog een schriftelijke reactie gegeven namens de vrouw.

2.De feiten

Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [datum01] in de [gemeente01] een geregistreerd partnerschap aangegaan zonder het maken van partnerschapsvoorwaarden;
- voorafgaand aan hun geregistreerd partnerschap zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2011;
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2014;
3. [minderjarige03] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum03] 2017;
- zij hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun partnerschap is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

3.1.
De vrouw verzoekt, samengevat:
a. ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
b. bepaling dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij haar;
c. vaststelling van een zorgregeling, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur contact hebben met de man en verder een deel van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg te bepalen;
d. verlening van vervangende toestemming aan de vrouw om met de kinderen van dinsdag 26 juli 2022 tot en met 11 augustus 2022 naar Frankrijk te reizen per auto en in de periode van 27 juli 2022 tot en met 10 augustus 2022 te verblijven op camping [naam01] , [adres01] , [postcode01] [plaats01] in Frankrijk ;
e. vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor de kinderen van € 45,= per maand per kind;
f. gelasten van de wijze van verdeling van de beperkte gemeenschap als volgt:
 de in productie 10 genoemde en door haar gewenste inboedelgoederen aan haar toe te delen zonder nadere verrekening;
 de bankrekening ten name van de vrouw met [rekeningnummer01] en de en/of rekening met [rekeningnummer02] toe te delen aan haar met verrekening bij helfte van het saldo op de peildatum;
 de bankrekening ten name van de man aan hem toe te delen met verrekening bij helfte van het saldo op de peildatum;
g. gelasten van de wijze van verdeling van de eenvoudige gemeenschap als volgt:
 de woning gelegen aan de [adres02] te [postcode02] [woonplaats01] toe te delen aan de vrouw voor het bedrag van € 290.000,=, onder verdeling van de eventuele overwaarde in de woning in de eigendomsverhouding 7/10 voor de vrouw en 3/10 voor de man, onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypotheekschuld, waarbij de man de door hem op eigen naam aangegane lening bij zijn ouders als eigen schuld dient af te lossen, zulks onder vrijwaring van de vrouw.
3.2.
De man verzoekt, samengevat:
a. ontbinding van het geregistreerd partnerschap;
b.
primairbepaling dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij hem;
subsidiairvaststelling van een zorgregeling, waarbij de kinderen in de ene week bij hem verblijven en in de andere week bij de vrouw, waarbij het wisselmoment zal plaatsvinden op zondagavond voor het avondeten, alsmede een verdeling van de vakanties- en feestdagen bij helfte;
c. vaststelling van een door de vrouw aan hem te betalen onderhoudsbijdrage van
€ 1.500,= per maand;
d. gelasten van de wijze van verdeling van de gemeenschappelijke goederen conform de punten 17 tot en met 23 van zijn verweerschrift.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een verzoekschrift tot ontbinding van een geregistreerd partnerschap een ouderschapsplan bevatten. In dit ouderschapsplan staan afspraken over de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Het ouderschapsplan is in de wet geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot ontbinding. Als het ouderschapsplan ontbreekt heeft de rechtbank de bevoegdheid een geregistreerd partner in het verzoek tot ontbinding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden ingediend (lid 6).
4.2.
De vrouw heeft geen ouderschapsplan overeenkomstig artikel 815, tweede lid, Rv ingediend. De rechtbank zal daarom eerst moeten toetsen of hij de vrouw kan ontvangen in haar verzoek tot ontbinding. Uit de stukken volgt dat partijen van mening verschillen over de invulling van de zorgregeling, het hoofdverblijf, de toestemming voor een vakantie en de hoogte van de kinderalimentatie. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan in te dienen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de vrouw ontvangt in haar verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap.
Ontbinding van het geregistreerd partnerschap
4.3.
Partijen verzoeken allebei het geregistreerd partnerschap tussen hen te ontbinden. Zij stellen dat hun geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht.
4.4.
De gestelde duurzame ontwrichting van het geregistreerd partnerschap wordt niet betwist en staat daarmee in rechte vast. Gelet daarop kan en zal het verzoek tot ontbinding als op de wet gegrond worden toegewezen.
Hoofdverblijf en zorgregeling
4.5.
De vrouw verzoekt het hoofdverblijf van de kinderen bij haar te bepalen. Verder verzoekt zij een zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen eenmaal per veertien dagen van vrijdag uit school tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven, alsmede een deel van de vakanties en feestdagen nader te bepalen in onderling overleg. Volgens de vrouw lukt het partijen niet om goede afspraken te maken over de zorgregeling. De man blijft vasthouden aan een co-ouderschapsregeling, terwijl zij dit nu een brug te ver vindt. Ook merkt zij op dat de in de beschikking van 11 februari 2022 vastgestelde zorgregeling moeizaam verloopt. Zij maakt zich zorgen of de man voldoende in staat is om deze mate van zorg voor de kinderen te dragen.
4.6.
De man verweert zich. Bij wijze van zelfstandig verzoek verzoekt hij
primairhet
hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen.
Subsidiairverzoekt hij een zorgregeling vast te stellen, waarbij de kinderen in de ene week bij de man en in de andere week bij de vrouw verblijven. Het wisselmoment moet plaatsvinden op zondagavond voor het avondeten. De vakanties en feestdagen dienen bij helfte te worden verdeeld. Aan zijn verzoek legt de man ten grondslag dat partijen tijdens hun relatie de zorg voor de kinderen gezamenlijk hebben gedragen. Het contact tussen hem en de kinderen verloopt goed en hij merkt dat de kinderen hem missen. Op dit moment heeft de man nog geen eigen woonruimte, maar dit hoeft geen belemmering te zijn voor een co-ouderschap. De man wil een gelijkwaardige rol vervullen in het leven van de kinderen.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de mondelinge behandeling heeft de rechtbank met partijen gesproken over ieders visie op de ontstane situatie en over de problemen die zij beiden ondervinden. Partijen zijn vast komen te zitten in een patroon dat bij ongewijzigde instandhouding een forse bedreiging voor het (gemeenschappelijk) ouderschap kan opleveren. Kenmerkend voor dit patroon zijn de toenemende afstand tussen de ouders en een toenemende onmacht om er samen uit te komen. Lichte interventies hebben tot nu toe niet geholpen. De rechtbank heeft met partijen gesproken over een doorverwijzing naar Fivoor . De Raad heeft aangegeven zich in dit voorstel te kunnen vinden. Partijen blijken voor doorverwijzing open te staan. Partijen zullen zich ieder individueel tot de eigen huisarts moeten wenden met het verzoek tot doorverwijzing naar Fivoor . De onderliggende hulpvraag betreft zowel die naar onderzoek naar het eigen aandeel in de ontstane situatie, als de vervolgstappen in de naar aanleiding van de uitkomsten van onderzoek te aanvaarden individuele en/of gemeenschappelijke behandeling of hulpverlening op ouderniveau.
4.8.
De indicatie voor een verwijzing naar Fivoor betreft aan de zijde van de man een vermoeden van een angststoornis en onderliggend trauma vanwege het uiteenvallen van het gezin. Aan de zijde van de vrouw is de indicatie van een vermoeden van een angststoornis en/of stress- dan wel stemmingsstoornis. De vrouw worstelt met het gezamenlijk ouderschap met de man, zodat de vrees bestaat dat zij zal worden overvraagd. Dit kan leiden tot het onvoldoende beschikbaarheid voor de kinderen. De rechtbank schat het uitvalrisico zowel aan de zijde van de man als aan de zijde van de vrouw hoog in. Partijen zullen – bij doorverwijzing en bij acceptatie door Fivoor - eerst individueel in gesprek gaan met Fivoor en later – als zij er klaar voor zijn – samen.
4.9.
Vanwege de verwijzing naar Fivoor heeft de rechtbank met de Raad besproken op welke wijze zij – indien mogelijk – betrokken kan worden. Na beëindiging van het traject bij Fivoor en op aangeven van de rechtbank zal aan de Raad worden gevraagd om haar visie kenbaar te maken naar aanleiding van de bevindingen van Fivoor . Indien noodzakelijk en naar inzicht van de Raad kan vervolgens een uitbreiding plaatsvinden naar een onderzoek. Bij stagnatie van het traject bij Fivoor kan de Raad op aangeven van de rechtbank een interventie plegen, bijvoorbeeld door het starten van een raadsonderzoek en de uitkomst hiervan binnen vier maanden aan de rechtbank rapporteren. De vraag die de Raad in een dergelijk geval te onderzoeken heeft luidt als volgt:
- welke vorm van ouderschap is gewenst na de ontbinding van het geregistreerd partnerschap (weekendregeling, volledig co-ouderschap of tussenvorm( en aan welke voorwaarden hebben partijen dan te voldoen?
4.10.
Gelet op het te volgen traject bij Fivoor zal de rechtbank een voorlopige beslissing nemen op de voorliggende verzoeken. Vast staat dat partijen op dit moment uitvoering geven aan de regeling zoals vastgesteld in de beschikking van 20 juli 2021, met dien verstande dat deze regeling in onderling overleg op een aantal punten is aangepast. Op dit moment hebben de kinderen en de man contact met elkaar in de echtelijke woning op dinsdag, vrijdag en één dag in het weekend. Ook hebben partijen tijdens de carnavalsvakantie afwijkende afspraken gemaakt. Verder staat vast dat de man op dit moment geen geschikte woonruimte heeft om met de kinderen te verblijven. De rechtbank heeft met partijen stil gestaan bij ieders wensen en constateert dat partijen ieder een verschillende kijk hebben op de invulling van de zorgregeling. De rechtbank overweegt dat een co-ouderschapsregeling zoals de man deze wenst op dit moment niet tot de mogelijkheden behoort. De huidige woonsituatie is hiervoor niet geschikt. Daarnaast is het uitvoeren van een dergelijke regeling in de echtelijke woning evenmin wenselijk. Hoe spijtig ook, maar van de vrouw kan niet worden verlangd dat zij een dergelijke inbreuk op haar levenssfeer accepteert. In zijn overweging betrekt de rechtbank ook dat partijen op dit moment onvoldoende in staat zijn om goed met elkaar op ouderniveau te kunnen communiceren. De reden hiervoor ligt onder andere in de verschillende visies op bepaalde maatschappelijke ontwikkelingen en het blijven vasthouden daaraan. Dit wordt ook aangegeven in het verslag van de Gezinsmanager. Partijen moeten proberen om met elkaar een modus te vinden, waarbij er ruimte is voor verschillende visies zonder dat daarmee het gezamenlijk ouderschap in de knel komt. De kinderen zullen hiervan profijt hebben. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de volgende voorlopige zorgregeling vaststellen, welke hij het meest in het belang van de kinderen acht. De kinderen zullen eenmaal per veertien dagen op vrijdag, zaterdag en zondag contact hebben met de man, alsmede iedere dinsdag. Deze contacten zullen vooralsnog zonder overnachting zijn. Verder bepaalt de rechtbank dat deze contactmomenten wisselend in de echtelijke woning zullen plaatsvinden. Met andere woorden: eenmaal per veertien dagen op vrijdag, zaterdag en zondag, alsmede twee dinsdagen per maand zullen de contacten in de echtelijke woning zijn. Voor de overige contactmomenten zal de man zorgdragen voor een alternatief. Mocht dit niet mogelijk blijken, dan heeft dit tot gevolg dat de vrouw op dat moment alsnog de zorg voor de kinderen heeft. Wanneer de persoonlijke woonsituatie van de man wijzigt, dan biedt dit mogelijkheden voor meer contact tussen de man en de kinderen. Dit moet bij beide partijen ook het uitgangspunt zijn. Nu de kinderen hoofdzakelijk bij de vrouw in de echtelijke woning verblijven, zal de rechtbank voorlopig het hoofdverblijf bij haar bepalen.
De rechtbank zal de definitieve beslissing op het hoofdverblijf en de zorgregeling aanhouden tot 11 oktober 2022 in afwachting van bericht van Fivoor en de verdere ontwikkelingen.
Vervangende toestemming vakantie
4.11.
De vrouw verzoekt om aan haar vervangende toestemming te verlenen om met de kinderen van dinsdag 26 juli 2022 tot en met 11 juli 2022 naar Frankrijk te reizen per auto en in de periode van 27 juli 2022 tot en met 10 augustus 2022 te verblijven op camping [naam01] , [adres01] , [postcode01] [plaats01] in Frankrijk . De man voert verweer.
4.12.
Op de mondelinge behandeling heeft de man aangegeven zijn toestemming te zullen geven voor de gevraagde vakantie. Hij zal hiervoor de benodigde ingevulde formulieren en een kopie van zijn legitimatiebewijs aan de vrouw verstrekken. Verder heeft de man aan de vrouw verzocht om de kinderen zo min mogelijk, maar het liefst helemaal niet te belasten met mogelijke testafnames (COVID-19). Nu de man heeft toegezegd zijn toestemming te zullen geven, is een beslissing van de rechtbank niet meer aan de orde. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw af.
Kinderalimentatie
4.13.
De vrouw verzoekt vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor de kinderen van € 45,= per maand per kind. De man voert gemotiveerd verweer.
4.14.
Gelet op het debat ter zitting zal de rechtbank zich bij de beoordeling beperken tot de vraag of de man in staat kan worden geacht een bijdrage van € 45,= per maand per kind of een bedrag van € 50,= per maand te voldoen. Vast staat dat de man op dit moment een Ziektewet-uitkering ontvangt van € 863,71 bruto per maand. De rechtbank zal bij dit feitelijke inkomen aansluiten. Bij dit inkomen kan de man in staat worden geacht een minimale bijdrage te voldoen in de kosten van de kinderen, te weten € 50,= per maand. De rechtbank ziet aanleiding om deze bijdrage voorlopig vast te stellen.
Partneralimentatie
4.15.
De man verzoekt vaststelling van een door de vrouw aan hem te betalen bijdrage voor zijn levensonderhoud van € 1.500,= per maand. De vrouw voert gemotiveerd verweer.
4.16.
De rechtbank overweegt als volgt. Vanwege het debat ter zitting ziet de rechtbank aanleiding om de beoordeling te beperken tot de huwelijksgerelateerde behoefte en de aanvullende behoefte van de man. De man heeft nagelaten de hoogte van de huwelijksgerelateerde behoefte en de aanvullende behoefte te stellen, althans voldoende te onderbouwen. Voor het eerst op de mondelinge behandeling heeft de man een standpunt ingenomen over zijn aanvullende behoefte. Mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de vrouw ligt het op de weg van de man om zijn verzoek tijdig met voldoende argumenten en onderbouwing te omkleden. Nu de man dit heeft nagelaten, wijst de rechtbank zijn verzoek af. Overigens is ter zitting gebleken dat de man zich realiseert dat de draagkracht van de vrouw een bijdrage in zijn levensonderhoud naar alle waarschijnlijkheid niet zal toelaten, omdat zij het merendeel van de kosten van de kinderen zal dragen.
Huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken
4.17.
Zoals met partijen is besproken zal de rechtbank de huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken aanhouden, te weten: aan de zijde van de vrouw de verzoeken tot het gelasten van de verdeling van de beperkte gemeenschap en de eenvoudige gemeenschap (zoals vermeld onder 3.1. onder f. en g.) en aan de zijde van de man het verzoek tot gelasten van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen (zoals vermeld onder 3.2. onder d.). Partijen worden in de gelegenheid gesteld hun verzoeken nader te concretiseren en waar nodig aan te passen, waarbij zij de juridische grondslag nader toelichten en hun verzoeken met stukken nader onderbouwen. Na ontvangst hiervan zal de rechtbank bij partijen hun verhinderdata opvragen, waarna zo nodig een nadere mondelinge behandeling zal worden bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
spreekt uit de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen, op
[datum01] in de [gemeente01] geregistreerd;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2011,
2. [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2014, en,
3. [minderjarige03] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum03] 2017,
voorlopig hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarigen in het kader van een voorlopige zorgregeling gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de wijze zoals overwogen in rechtsoverweging 4.10.;
verwijst [de vrouw01] , wonende te [gemeente01] , en [de man01] , wonende te [gemeente01] , voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te [plaats02] , een en ander via tussenkomst van de huisarts(en) van partijen, tot wie de ouders zich zullen wenden om voor verwijzing naar Fivoor in aanmerking te komen;
zulks met het oog op herstel van de ernstig geschonden onderlinge ouderbetrekkingen en de persoonlijke aandelen van ieder der ouders daarbij betreffende genoemde minderjarigen;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor een onderzoek in te stellen en te behandelen conform hetgeen onder rechtsoverwegingen 4.7. en 4.8. is overwogen;
verzoekt het Ambulant Centrum Fivoor tijdig vóór de hierna te noemen pro forma datum rapport uit te brengen aan de rechtbank, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaten van partijen;
verzoekt de Raad voor de Kinderbescherming, locatie Breda, indien de rapportage van Fivoor daartoe aanleiding geeft, de rechtbank te adviseren conform hetgeen onder rechtsoverweging 4.9. is overwogen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man voorlopig met ingang van de datum van deze beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van genoemde minderjarigen aan de vrouw voor de toekomst bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 50,= (vijftig euro) per maand, voor de drie kinderen gezamenlijk;
houdt de definitieve beslissing op de verzoeken omtrent het hoofdverblijf, de zorgregeling en de kinderalimentatie aan tot 11 oktober 2022 in afwachting van de resultaten van het traject bij Fivoor en de verdere ontwikkelingen;
houdt de verzoeken van de vrouw, zoals vermeld onder 3.1. onder f. en g., en het verzoek van de man, zoals vermeld onder 3.2. onder d. aan tot 10 mei 2022, met inachtneming van rechtsoverweging 4.17.;
wijst af de verzoeken tot vervangende toestemming voor vakantie en de partneralimentatie;
behoudt zich iedere verdere beslissing voor.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.