ECLI:NL:RBZWB:2022:8624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
26 juli 2023
Zaaknummer
C-02-388264 - FA RK 21-3611
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. van Leuven
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen en zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2022 een nadere beschikking gegeven betreffende de ontbinding van een geregistreerd partnerschap tussen een vrouw en een man, met nevenvoorzieningen. De zaak betreft de zorgregeling voor hun minderjarige kinderen en de gevolgen van de ontbinding van het partnerschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontbinding van het geregistreerd partnerschap op 14 april 2022 is uitgesproken, waarbij de minderjarigen voorlopig hun hoofdverblijf bij de vrouw hebben. De rechtbank heeft partijen verwezen naar Ambulant Centrum Fivoor voor onderzoek en behandeling, en een voorlopige kinderbijdrage van € 50 per maand vastgesteld. Tijdens de mondelinge behandeling op 10 november 2022 hebben partijen overeenstemming bereikt over een co-ouderschapsregeling, die door de rechtbank is goedgekeurd. De regeling houdt in dat de kinderen bij de man verblijven in de ene week van maandag tot woensdagochtend en in de andere week van vrijdag tot woensdagochtend, met een verdeling van vakanties en feestdagen in onderling overleg. De rechtbank heeft ook de voorlopige zorgregeling opgeschort, afhankelijk van de levering van de woning aan de vrouw. De rechtbank heeft verder de verdeling van de gemeenschappelijke goederen en inboedelgoederen geregeld, evenals de afhandeling van de hypotheekschuld en de huur van een garage. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/388264 / FA RK 21-3611
nadere beschikking betreffende ontbinding geregistreerd partnerschap met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[de vrouw01],
wonende te [woonplaats01] , [gemeente01] ,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.M.G. Cox,
en
[de man01],
wonende te [woonplaats01] , [gemeente01] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. S. van Reeven-Özer.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 14 april 2022 en alle daarin vermelde stukken;
- de brief van mr. Van Reeven van 28 april 2022;
- het op 1 juli ontvangen aanvullend verzoek van de vrouw met bijlagen;
- het op 19 juli 2022 ontvangen verweer op aanvullend verzoek, tevens houdende een aanvullend zelfstandig verzoek van de man;
- de brieven van mr. Cox van 4 juli 2022 en 17 augustus 2022;
- de brief van mr. Van Reeven-Özer 6 september 2022;
- het op 21 oktober 2022 ontvangen verweer op aanvullend zelfstandig verzoek, tevens houdende een gewijzigd aanvullend verzoek van de vrouw met bijlagen;
- de brief van mr. Van Reeven van 31 oktober 2022 met bijlagen.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 10 november 2022. Bij die gelegenheid zijn verschenen partijen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Verder was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, hierna te noemen de Raad.

2.De nadere beoordeling

2.1.
Bij voormelde beschikking van 14 april 2022 is, samengevat, de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen uitgesproken, bepaald dat de minderjarigen voorlopig hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw en een voorlopige zorgregeling tussen de man en de kinderen vastgesteld. Voorts zijn partijen verwezen voor onderzoek en behandeling naar Ambulant Centrum Fivoor te Tilburg, is een voorlopige door de man aan de vrouw te betalen kinderbijdrage van € 50,= per maand vastgesteld en zijn de verzoeken van de vrouw tot vervangende toestemming, alsmede het partneralimentatieverzoek van de man afgewezen.
2.2.
De definitieve beslissing op de verzoeken betreffende het hoofdverblijf, de zorgregeling en kinderbijdrage is aangehouden in afwachting van het rapport van Fivoor en de verdere ontwikkelingen. De behandeling van de verzoeken van partijen ter zake de huwelijksvermogensrechtelijke verzoeken was aangehouden tot 10 mei 2022 in afwachting van een nadere concretisering van de verzoeken en onderliggende stukken.
Hoofdverblijf en zorgregeling
2.3.
Tijdens de zitting is gebleken dat partijen overeenstemming hebben over de door de vrouw voorgestelde co-ouderschapsregeling vanaf het moment dat ook de man over eigen woonruimte beschikt. Deze regeling houdt in dat de kinderen bij de man zullen verblijven in de ene week van maandag uit school tot woensdagochtend aanvang schooltijd en in de andere week van vrijdag uit school tot woensdagochtend aanvang schooltijd, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg te bepalen.
2.4.
De raad heeft daarover positief geadviseerd. De rechtbank zal partijen daarin volgen en die zorgregeling vaststellen, zoals hierna te vermelden.
2.5.
Aanvullend heeft de vrouw verzocht de huidige voorlopige regeling nog maximaal tot uiterlijk 1 december 2022 te laten gelden, dan wel de zorgregeling op te schorten, indien en voor zover die ingevolge de voorlopige regeling nog zou moeten plaatsvinden in de voormalig echtelijke woning.
2.6.
Met betrekking tot de huidige voorlopige zorgregeling is de rechtbank van oordeel dat van de vrouw niet langer kan worden verwacht dat zij na levering van de woning aan haar,
nog langer duldt dat de man voor de uitvoering van de voorlopige zorgregeling gebruik maakt van de woning. Daarbij is in overweging meegenomen dat een onverantwoorde situatie in het leven zou worden geroepen wanneer de vrouw als hoofdverzorgende ouder zou uitvallen, in die zin dat zij niet langer in staat is om nog voor de kinderen te zorgen. Dit betekent dat de rechtbank de voorlopige zorgregeling zal opschorten met ingang van de dag dat de woning notarieel wordt geleverd aan de vrouw, met bepaling dat het de man vrijstaat van die regeling vanzelfsprekend wel gebruik te maken indien en voor zover hij deze op een andere plaats dan in de woning van de vrouw kan effectueren. De rechtbank acht de man in staat om tijdelijk in een voldoende adequate huisvesting te voorzien zodat hij een minimale regeling ten uitvoer zal kunnen leggen zonder dat dit zijn toekomstige co-ouderschap zal schaden of belemmeren. In de visie van de man gaat het nog over een periode van drie maanden en in die van de vrouw over een periode van zes maanden. Wat daar ook van zij, het is aan de man zijn verantwoordelijkheid te nemen en de vrouw niet langer met deze problematiek te belasten. Bij opschorting van de regeling is het aan de vrouw om zich constructief op te stellen met betrekking tot de mogelijkheden van de man die hij buiten de woning wel weet te creëren.
2.7.
Ten aanzien van het hoofdverblijf van de kinderen overweegt de rechtbank als volgt. Het hoofdverblijf van [minderjarige01] zal worden bepaald bij de man, vanaf het moment dat de man de beschikking heeft over de door hem beoogde en aan de vrouw bekende plek. Tot dat moment behoudt [minderjarige01] voorlopig het hoofdverblijf bij de vrouw. [minderjarige02] en [minderjarige03] hebben vanaf heden hun hoofdverblijf bij de vrouw. De beslissingen inzake hoofdverblijf vloeien voort uit behoefte aan een financiële optimalisatie van de situaties aan beide zijden van de ouders. Dit vraagt om aandacht voor elkaars situaties.
Ter zitting zijn partijen overeengekomen dat voor de situatie dat – na beslissing van de rechtbank - [minderjarige01] haar hoofdverblijf zal krijgen bij de man, de kinderbijslag voor alle drie de kinderen aan de vrouw blijft toekomen. De man heeft toegezegd daaraan zijn volledige medewerking te verlenen. Voorts zijn ouders het met elkaar eens geworden dat dan ook het verschil aan kindgebonden budget en eventueel andere toeslagen die de vrouw minder zal ontvangen dan in het geval de drie kinderen hun hoofdverblijf hebben bij haar, de man dit verschil aan de vrouw zal voldoen. De afrekening van dit bedrag zal ten minste elk kwartaal plaatsvinden.
2.8.
Tot slot hebben partijen allebei aangegeven dat zij de hulp die zij – individueel of samen - nodig achten, zelf zullen inschakelen buiten deze procedure om.
Kinderbijdrage
2.9.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de door de man te betalen maandelijkse bijdrage van € 50,= aan de vrouw ten behoeve van de drie kinderen tezamen in stand blijft. De rechtbank zal deze kinderbijdrage vaststellen als definitieve kinderbijdrage. In dat kader staat ook vast dat de vrouw aldus de verblijfsoverstijgende kosten voor haar rekening neemt.
Verdeling van de gemeenschappelijke goederen
2.10.
Partijen zijn een geregistreerd partnerschap aangegaan na 1 januari 2018, zodat de Wet beperking wettelijke gemeenschap van goederen van toepassing is op hun gemeenschap. Nu partijen geen partnerschapsvoorwaarden hebben gemaakt, bestaat daarom tussen hen een beperkte gemeenschap van goederen. Dit betekent dat alleen hetgeen partijen tijdens het geregistreerd partnerschap hebben opgebouwd en de goederen die daarvoor aan hen gezamenlijk toebehoorden, tot de gemeenschap behoren. Het vermogen, schenkingen en erfenissen vóór het geregistreerd partnerschap blijven privévermogen.
2.11.
Wat haar lasten betreft omvat de gemeenschap in beginsel alle voor het bestaan van de gemeenschap ontstane gemeenschappelijke schulden, alle schulden betreffende goederen die reeds voor de aanvang van de gemeenschap aan partijen gezamenlijk toebehoorden, en alle tijdens het bestaan van de gemeenschap ontstane schulden van partijen. Hierop is een aantal uitzonderingen gemaakt.
2.12.
Voor de beoordeling van de samenstelling en omvang van de (beperkte) gemeenschap is de datum van ontbinding bepalend. De datum waarop het verzoekschrift tot ontbinding is ingediend is 28 juli 2021. De peildatum voor de waardering van de bestanddelen van de gemeenschap is in beginsel de datum waarop de feitelijke verdeling plaatsvindt, tenzij partijen anders overeenkomen of op grond van de redelijkheid en billijkheid een andere datum moet worden aangehouden. Deze peildata hebben daarom te gelden, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
2.13.
Partijen hebben ter zitting gedeeltelijk overeenstemming bereikt.
De echtelijke woning gelegen te [postcode01] [woonplaats01] aan de [adres01]
2.14.
De man is ermee akkoord dat de vrouw de echtelijke woning zal overnemen en partijen zijn het ook eens over de uitgangspunten zoals door de vrouw verzocht ten aanzien van de voormalig echtelijke woning. Partijen zijn verdeeld gebleven over het moment waarop de verdeling zou moeten plaatsvinden.
2.15.
De rechtbank overweegt als volgt. De woning gelegen aan de [adres01] te [postcode01] [woonplaats01] wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 320.000,=, onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de aan de woning verbonden hypotheekschuld bij Argenta, onder verdeling bij helfte van de overwaarde, te weten de waarde van de woning van € 320.000,= verminderd met de per datum van de feitelijke verdeling dan nog openstaande hypotheekschuld en verminderd met de kosten van de taxatie en notariskosten. De man dient zijn volledige medewerking te verlenen aan een spoedige overdracht van de woning aan de vrouw bij de door de vrouw aangezochte [notariskantoor01] en wel uiterlijk binnen 4 weken na de datum van deze beschikking, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag, met een maximum van € 25.000,= dat de man hiermee in gebreke blijft.
2.16.
Partijen zijn het met elkaar eens dat de man de nog openstaande schuld bij de ouders van de man als eigen schuld en onder vrijwaring van de vrouw zal afbetalen, onder de voorwaarde dat de vrouw aan de man de helft van de nog openstaande schuld zal voldoen en de man aan de vrouw een vrijwaringsverklaring van zijn ouders, ten behoeve van de vrouw, zal overleggen aan de vrouw. De rechtbank zal partijen daarin volgen en beslissen als hierna te vermelden.
Inboedelgoederen
2.17.
De vrouw verzoekt dat de inboedelgoederen tussen partijen zullen worden verdeeld conform de door haar als productie K opgestelde lijst bij gewijzigd aanvullende verzoek, zonder nadere verrekening, alsmede dat de man uiterlijk binnen 4 weken na afgifte van de door de rechtbank af te geven beschikking, de aan hem toegescheiden inboedelgoederen dient te hebben opgehaald.
2.18.
Door de man is ter zitting toegelicht dat hij eerst alles rondom de kinderen geregeld wil hebben en nog niet heeft nagedacht over de verdeling van de inboedel. Door de vrouw is echter een nadrukkelijk en concreet verzoek gedaan tot een verdeling van de inboedelgoederen, zodat de rechtbank daarop zal beslissen. Nu door de man geen verweer is gevoerd tegen het door de vrouw gedane voorstel, wijst de rechtbank de verdeling van de inboedelgoederen toe zoals door de vrouw verzocht in de door haar als productie K opgestelde lijst bij gewijzigd aanvullende verzoek. Een gewaarmerkt exemplaar hiervan is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Bankrekeningen
2.19.
Partijen hebben ter zitting toegelicht dat de saldi van de bankrekeningen reeds in onderling overleg zijn verdeeld, zodat hierop niet meer hoeft te worden beslist.
Huurrecht van de garage aan de [adres02] te [postcode01] [woonplaats01]
2.20.
Partijen huren gezamenlijk nog een garage aan de [adres02] . De vrouw
verzoekt te bepalen dat het huurrecht van de garage voorlopig nog gezamenlijk wordt voortgezet waarbij de man aan de vrouw de helft van de huur maandelijks bij vooruitbetaling zal voldoen en de vrouw vervolgens het volledige huurbedrag maandelijks aan Tiwos zal betalen.
2.21.
Door de man is daartegen geen verweer gevoerd. De rechtbank zal dit verzoek van de vrouw te bepalen dat de garage voorlopig nog gezamenlijk wordt voortgezet als na te melden toewijzen.
2.22.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdeling van de gemeenschappelijke goederen gelasten op de wijze zoals weergegeven in voorgaande overwegingen.
Proceskosten
2.23.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3.De beslissing

De rechtbank
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de [minderjarige01] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2011, haar hoofdverblijf heeft bij de man, zodra hij feitelijk woont en ingeschreven zal zijn op het aan partijen genoegzaam bekend zijnde adres; tot dat moment behoudt [minderjarige01] het hoofdverblijf voorlopig bij de vrouw. De minderjarigen [minderjarige02] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum02] 2014 en [minderjarige03] , geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum03] 2017, hebben vanaf heden hun hoofdverblijf definitief bij de vrouw;
schorst, uitvoerbaar bij voorraad, met ingang van de dag van levering van de woning aan de vrouw, de huidige voorlopig zorgregeling met in achtneming van hetgeen is overwogen in 2.6;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man en genoemde minderjarigen in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken met ingang van het moment dat de man over eigen, aan partijen genoegzaam bekende woonruimte beschikt, gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar in de ene week van maandag uit school tot woensdagochtend aanvang schooltijd en in de andere week van vrijdag uit school tot woensdagochtend aanvang schooltijd, alsmede de helft van de vakanties en feestdagen, nader in onderling overleg te bepalen;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man met ingang van de datum van deze beschikking ten behoeve van de verzorging en opvoeding van alle drie genoemde minderjarigen tezamen aan de vrouw bij vooruitbetaling moet voldoen een bedrag van € 50,= (vijftig euro) per maand;
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, dat de woning gelegen aan de [adres01] te [postcode01] [woonplaats01] wordt toegedeeld aan de vrouw tegen een waarde van € 320.000,=, onder de opschortende voorwaarde dat de man wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid jegens de aan de woning verbonden hypotheekschuld bij Argenta, onder verdeling bij helfte van de overwaarde, te weten de waarde van de woning van € 320.000,= verminderd met de per datum van de feitelijke verdeling dan nog openstaande hypotheekschuld en verminderd met de kosten van de taxatie en notariskosten. De man dient zijn volledige medewerking te verlenen aan een spoedige overdracht van de woning aan de vrouw bij de door de vrouw aangezochte [notariskantoor01] en wel uiterlijk binnen 4 weken na de datum van deze beschikking, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= per dag, met een maximum van € 25.000,= dat de man hiermee in gebreke blijft;
verstaat dat de man de nog openstaande schuld bij de ouders van de man als eigen schuld en onder vrijwaring van de vrouw zal afbetalen, onder de voorwaarde dat de vrouw aan de man de helft van de nog openstaande schuld zal voldoen en de man (daaraan voorafgaand) aan de vrouw een vrijwaringsverklaring van zijn ouders, ten behoeve van de vrouw, zal overleggen aan de vrouw;
gelast, uitvoerbaar bij voorraad, de verdeling van de gemeenschappelijke inboedelgoederen van partijen, op de wijze zoals opgenomen in de door de vrouw overgelegde productie K en bepaalt dat deze aangehechte en door de griffier gewaarmerkte inboedelgoederenverdelingslijst deel uitmaakt van deze beschikking;
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat partijen de het huurrecht van de garage voorlopig gezamenlijk voortzetten, waarbij de man aan de vrouw de helft van de huur maandelijks bij vooruitbetaling zal voldoen en de vrouw vervolgens het volledige huurbedrag maandelijks aan Tiwos zal betalen;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van Leuven, en, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
verzonden op:

Voetnoten

1.In verband met deze procedure/ten behoeve van een juiste procesvoering worden uw persoonsgegevens, voor zover nodig, verwerkt in een systeem van het gerecht.