Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Het verloop van het geding
- de op 15 november 2022 namens [verzoekster sub01] en [verzoekster sub02] gedeponeerde verklaringen ex artikel 370 lid 3 Fw;
- het op 15 november 2022 ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
- het op 17 november 2022 ontvangen e-mailbericht van mr. B.W.G. van der Velden, met als bijlage een beperkt gewijzigd petitum van het verzoekschrift;
- het op 24 november 2022 ontvangen e-mailbericht met spreekaantekeningen.
- mr. B.W.G. van der Velden;
- mr. G.Á.C. Orbán;
- mr. F.C. Perrick;
- mr. D. Dilan;
- mr. S. Jansen;
- de heer [naam01] , bestuurder van [verzoekster sub01] en indirect bestuurder van [verzoekster sub02] ;
- de heer [naam02] , bestuurder van [verzoekster sub01] en indirect bestuurder van [verzoekster sub02] .
2.Feiten
3.Het verzoek en de onderbouwing daarvan
Model Law on Cross-Border Insolvencyvan de
United Nations Commission on International Trade Law(“Model Law”) worden gesteld aan een
foreign representative.
foreign representatives,om in landen waar de wet is geïmplementeerd relatief eenvoudig een vergelijkbare afkoelingsperiode af te laten kondigen. [verzoekster sub01] en [verzoekster sub02] gaan er op basis van de door hen aangehaalde literatuur vanuit dat de Model Law ook van toepassing is voor procedures zoals onderhavige waarbij er geen curator of bewindvoerder wordt aangesteld, maar de schuldenaar bevoegd blijft.
4.De beoordeling
- dit noodzakelijk is voor het kunnen blijven voortzetten van de onderneming tijdens de voorbereiding van en onderhandelingen over het akkoord;
- redelijkerwijs valt aan te nemen dat de belangen van de gezamenlijke schuldeisers met een afkoelingsperiode gediend zijn en derden met bevoegdheid tot verhaal op of opeising van goederen niet wezenlijk in hun belangen worden geschaad.
5.De beslissing
naar Nederlands recht en zolang geen herstructureringsdeskundige als bedoeld in artikel 371 Fw is aangewezen -zowel individueel als gezamenlijk: