2.3.De voorgenomen verhuur verdraagt zich niet met de testamentaire last, zodat de parochie daarvan primair opheffing verzoekt. De parochie stelt dat er sprake is van een testamentaire last, omdat aan de gelegateerde woning de “conditie” is verbonden dat de pastoor in de woning moet wonen. Deze conditie betreft een verplichting en is daarmee, in lijn met artikel 4:130 BW, een testamentaire last, aldus de parochie. Deze last kan door de rechter worden opgeheven of gewijzigd, vanwege omstandigheden die na het overlijden van erflaatster zijn ingetreden en die ongewijzigde instandhouding van de last ongerechtvaardigd maken. De parochie stelt dat, 220 jaar na het overlijden van erflaatster, sprake is van gewijzigde omstandigheden, waardoor het niet langer mogelijk en gerechtvaardigd is om uitvoering aan de last te geven. Zij voert daartoe kort weergegeven aan:
de parochie bestaat niet meer;
het gebouw is ongeschikt als pastorie omdat het te groot is, niet meer functioneel en te duur in onderhoud voor bewoning door een persoon;
de pastorie is niet meer nodig voor huisvesting van de pastoor, gelet op de ontkerkelijking;
e pastorie ligt ongunstig in het nieuwe verzorgingsgebied van de pastoor;
de parochie is financieel niet in staat om de pastorie te behouden als het gebouw enkel als woning voor de pastoor mag worden gebruikt;
zonder groot onderhoud is de pastorie niet geschikt voor bewoning en de hoge kosten zijn niet te rechtvaardigen als het enkel om woonruimte voor de pastoor gaat;
opheffing van de last doet geen afbreuk aan de wens van erflaatster, omdat de te genereren huurinkomsten worden ingezet voor instandhouding van de parochie.