Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, die eerder als orderpicker werkte, had zich ziek gemeld na een val met een fiets en ontving een Ziektewet-uitkering. Het UWV besloot op 29 juni 2020 dat de eiser vanaf 4 augustus 2020 geen recht meer had op deze uitkering. Na bezwaar van de eiser werd dit besluit op 18 januari 2021 aangepast, waarbij de uitkering per 19 februari 2021 zou eindigen. De eiser ging hiertegen in beroep.
Tijdens de zitting op 27 januari 2022 werd het beroep besproken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de Ziektewet-uitkering terecht had beëindigd. De rechtbank concludeerde dat de medische beoordeling door het UWV zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen bewijs was dat de eiser op de datum in geding meer beperkt was dan aangenomen. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 27 december 2020, waaruit bleek dat de eiser in staat was om meer dan 65% van zijn maatmaninkomen te verdienen in de aangeboden functies.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.