Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze per 21 juni 2020, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 27 januari 2022 was de gemachtigde van eiseres aanwezig, maar eiseres zelf was niet verschenen. De rechtbank heeft de feiten en de medische beoordeling van het UWV in overweging genomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep van het UWV had de medische gegevens bestudeerd en concludeerde dat er geen objectief medisch vast te stellen ziekte of gebrek bij eiseres was. Dit oordeel was gebaseerd op verschillende onderzoeken, waaronder neuropsychologisch en psychiatrisch onderzoek.
Eiseres voerde aan dat het UWV ten onrechte geen rekening hield met haar eerder vastgestelde borderline persoonlijkheidsproblematiek en dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde echter dat het UWV voldoende zorgvuldig had gehandeld en dat de verzekeringsarts b&b voldoende gemotiveerd had waarom er geen sprake was van een objectief medisch vast te stellen ziekte of gebrek. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.