In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2022 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen een besluit van het UWV. Eiser, geboren op 29 juni 1969, had op 17 juni 2009 een aanvraag gedaan voor een Wajong-uitkering, welke aanvraag op 10 augustus 2009 werd afgewezen. Eiser heeft in 2019 een verzoek ingediend om terug te komen op deze eerdere afwijzing, maar het UWV heeft dit verzoek op 13 februari 2019 afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat leidde tot een beroepsprocedure. Tijdens de zitting op 19 mei 2021 is het onderzoek geschorst om het UWV de gelegenheid te geven om aanvullende medische informatie te beoordelen. De verzekeringsarts heeft gerapporteerd dat er nieuwe informatie was, maar dat deze geen aanleiding gaf om de eerdere beoordeling te herzien. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had besloten om niet terug te komen op het besluit van 10 augustus 2009, maar dat het bestreden besluit aan een onderzoeks- en motiveringsgebrek leed. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 1.518,00.