ECLI:NL:RBZWB:2022:927

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2022
Publicatiedatum
23 februari 2022
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6817
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen

In deze zaak heeft de heffingsambtenaar op 28 februari 2019 de WOZ-waarde van een onroerende zaak in [plaats] vastgesteld op € 128.000,-. Na bezwaar van de belanghebbende is deze waarde in de uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 verlaagd naar € 124.000,-. De belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 16 februari 2022 hebben partijen een compromis bereikt, waarbij de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 is vastgesteld op € 105.000,-. Tevens is er overeenstemming bereikt over een proceskostenvergoeding van € 1.082,- en een vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd.

Daarnaast heeft de belanghebbende aanspraak gemaakt op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn voor de behandeling van het geschil. De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn van twee jaar met ongeveer 11 maanden is overschreden. De rechtbank heeft de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van € 181,82 en de Staat der Nederlanden tot vergoeding van € 818,18 voor immateriële schade. De rechtbank heeft de WOZ-waarde en de aanslag OZB dienovereenkomstig verminderd en de heffingsambtenaar gelast het griffierecht te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 19/6817 WOZ
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 16 februari 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[belanghebbende] , te [plaats] , belanghebbende

gemachtigde: G. Gieben,
en

de heffingsambtenaar van SaBeWa, de heffingsambtenaar,

en

de Staat der Nederlanden (de minister van Justitie en Veiligheid).

Procesverloop

De heffingsambtenaar heeft in de beschikking van 28 februari 2019 de WOZ-waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] voor het kalenderjaar 2019 vastgesteld op € 128.000,-. In hetzelfde document heeft de heffingsambtenaar ook de aanslag onroerendezaakbelastingen eigenaren (OZB) bekendgemaakt.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. In de uitspraak op bezwaar van 15 november 2019 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar gegrond verklaard en de WOZ-waarde van de woning vastgesteld op € 124.000,-.
Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 16 februari 2022. Namens belanghebbende was aanwezig zijn gemachtigde J. van Abbe. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [inspecteur] en [taxateur] (taxateur).

Overwegingen

1. Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt en wel in die zin dat naar hun oordeel de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 nader moet worden vastgesteld op € 105.000,-. Daarnaast komen partijen een vergoeding in de proceskosten van belanghebbende overeen ten bedrage van € 1.082,- en vergoeding van het griffierecht van € 47,-. De rechtbank heeft geen reden gezien om partijen hierin niet te volgen. Het beroep wordt dan ook gegrond verklaard.
2. Belanghebbende maakt aanspraak op vergoeding van immateriële schade vanwege de overschrijding van de redelijke termijn waarbinnen het onderhavige geschil beslecht had moeten zijn.
De redelijke termijn voor behandeling van bezwaar en beroep bedraagt twee jaar, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van het bezwaarschrift. Het bezwaarschrift is op 11 april 2019 door de heffingsambtenaar ontvangen. De rechtbank doet uitspraak op 16 februari 2022. De redelijke termijn van twee jaar is met afgerond 11 maanden overschreden. Belanghebbende heeft - uitgaande van € 500,- per overschrijding per half jaar of een deel daarvan - recht op een schadevergoeding van € 1.000,-. Omdat de bezwaarfase afgerond 8 maanden heeft geduurd en daarmee 2 maanden te lang, komt 2/11 deel (dus € 181,82) voor rekening van de heffingsambtenaar, en de rest (€ 818,18) voor rekening van de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde tot € 105.000,-;
- vermindert de aanslag OZB dienovereenkomstig;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 47,- aan hem vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 1.082,-;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag
van € 181,82;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van immateriële schade tot een bedrag van € 818,18.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 16 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.