ECLI:NL:RBZWB:2022:928
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en aanslag onroerendezaakbelastingen
In deze zaak heeft de heffingsambtenaar van SaBeWa op 28 februari 2019 de WOZ-waarde van een onroerende zaak in [plaats] vastgesteld op € 382.000,- voor het kalenderjaar 2019. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze beschikking, maar de heffingsambtenaar heeft in de uitspraak op bezwaar van 27 november 2019 het bezwaar ongegrond verklaard en de WOZ-waarde gehandhaafd. Hierop heeft de belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank.
De zitting vond plaats op 16 februari 2022, waar de gemachtigde van de belanghebbende, J. van Abbe, aanwezig was. De heffingsambtenaar werd vertegenwoordigd door [inspecteur] en [taxateur]. Tijdens de zitting hebben partijen een compromis bereikt, waarbij zij overeenkwamen dat de waarde in het economische verkeer van de woning per waardepeildatum 1 januari 2018 op € 351.000,- moest worden vastgesteld. De rechtbank heeft dit compromis gevolgd en het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de uitspraak op bezwaar vernietigd en de WOZ-waarde verlaagd tot € 351.000,-. Tevens is de heffingsambtenaar veroordeeld tot het vergoeden van het betaalde griffierecht van € 48,- en de proceskosten van de belanghebbende, die zijn vastgesteld op € 1.620,-. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten en openbaar gemaakt op 16 februari 2022.