ECLI:NL:RBZWB:2022:938

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
02-037174-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot doodslag en bedreiging met vuurwapen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 februari 2022 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van een wapendeal, maar kon niet vaststellen wat zijn precieze rol was. De tenlastelegging omvatte onder meer de poging om medeverdachten te doden of zwaar letsel toe te brengen, en de poging om vuurwapens en munitie aan te schaffen. Tijdens de zittingen op 1, 8 en 15 december 2021 hebben de officieren van justitie en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de wapendeal en dat er geen bewijs was dat hij had geschoten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, omdat de wetenschap van de wapendeal alleen niet voldoende was voor een veroordeling. De benadeelde partij, een medeverdachte, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft ook de voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-037174-21
vonnis van de meervoudige kamer van 23 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1991 te [geboorteplaats]
wonende te [adres verdachte]
raadsman mr. Y. Bouchikhi, advocaat te Utrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1, 8 en 15 december 2021, waarbij de officieren van justitie, mr. P.W.P. Emmen en mr. I.J.M. van der Hamsvoord, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 23 februari 2022.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte samen met anderen heeft geprobeerd onder meer [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] te doden of zwaar letsel toe te brengen. Daarnaast zou hij hebben geprobeerd om samen met anderen vuurwapens en/of munitie te kopen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officieren van justitie zijn van mening dat verdachte vrijgesproken moet worden van de primair tenlastegelegde poging tot doodslag en de poging zware mishandeling. Er is immers niet gebleken dat er sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachten. De officieren van justitie achten echter de subsidiair tenlastegelegde bedreiging door het tonen van een vuurwapen wel wettig en overtuigend bewezen. Ook de als feit twee tenlastegelegde poging tot het voorhanden krijgen van vuurwapens achten zij wettig en overtuigend bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van feit 1 primair, de poging doodslag, stelt de verdediging zich op het standpunt dat niet vastgesteld kan worden dat verdachte heeft geschoten. Daarnaast kan er ook geen nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meerdere medeverdachten worden vastgesteld. Ook de subsidiair tenlastegelegde bedreiging kan naar de mening van de verdediging niet worden bewezen. De verklaringen van [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn volgens de verdediging niet betrouwbaar nu zij pas zijn afgelegd nadat zij beschikten over het dossier, dan wel omdat zij niet worden ondersteund door objectief bewijs. De bedreiging door verdachte is door geen van de objectieve getuigen genoemd.
De verdediging is van mening dat de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 2, de poging om wapens te kopen. Zij stelt zich op het standpunt dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 4] dient te worden uitgesloten van het bewijs. Hierdoor resteert onvoldoende wettig bewijs voor een bewezenverklaring.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
Op 6 augustus 2020 kwamen rond 19:21 uur de eerste meldingen binnen bij de politie dat er geschoten zou worden op het parkeerterrein voor [winkel] aan de Umberstraat bij het Paletplein in Tilburg. Bij dit incident zouden meerdere mensen betrokken zijn. Ook werd er gesproken over een grijze Volkswagen Polo. De politie ging ter plaatse en zag dat er kogelinslagen in een ruit van een pand aan de Umberstraat zaten. Een bloedspoor leidde naar een flat aan de [adres] . In de woning troffen verbalisanten een persoon aan, dit bleek [medeverdachte 5] te zijn. De verbalisanten zagen dat hij handschoenen droeg en dat hij een verwonding aan zijn linkerhand had. Hij is ter plaatse aangehouden. In de woning van [medeverdachte 5] werden vervolgens een groot aantal wapens, munitie, verschillende patroonhouders en een demper aangetroffen. Een van deze wapens betrof een pistool van het type Zastava M75.
Op de plaats delict (hierna PD), te weten de Umberstraat te Tilburg, is forensisch onderzoek verricht. Op basis van de bevindingen uit deze onderzoeken stelt de rechtbank vast dat er op de PD elf hulzen zijn aangetroffen van twee verschillende kalibers en die zijn verschoten met twee verschillende wapens, waarvan acht hulzen zijn verschoten met de Zastava M75 die in de woning van [medeverdachte 5] is aangetroffen en drie hulzen met een ander wapen. Ook is er een onverschoten patroon aangetroffen van een geheel ander kaliber, namelijk 6,35mm Browning.
Op basis van camerabeelden van de PD is vastgesteld dat er drie auto’s betrokken zijn geweest bij het schietincident: een blauwe Hyundai Matrix, een babyblauwe Volkswagen Golf en een zilvergrijze Volkswagen Polo. Op de camerabeelden is te zien dat om 18:57 uur de Matrix kwam aanrijden en dat om 19:02 uur de Golf en de Polo kwamen aanrijden. De Golf en de Polo parkeerden achteruit in de parkeervakken aan de Umberstraat waar op dat moment al een gele Peugeot 106 stond geparkeerd.
De gele Peugeot en de Polo zijn onderworpen aan forensisch onderzoek. In de Peugeot zijn schotbeschadigingen aangetroffen. Er was een inschotbeschadiging in de voorruit, een uitschotbeschadiging in de deurstijl aan de binnenzijde en een doorschot in de bestuurdersstoel zichtbaar. Op de vloer van de bestuurdersstoel werd een kogelpunt aangetroffen.
Onderzoek aan de Polo wees onder meer uit dat de rechter achterruit was vervangen. Aan de linkerzijde was op een laag niveau een beschadiging nabij de sluitnaad van het linker portier zichtbaar. Hieruit wordt afgeleid dat er, gezien de beschadiging achter het linker voorportier, mogelijk minimaal éénmaal is geschoten met een (vuur)wapen op het voertuig.
Naarmate het onderzoek vorderde kwamen, naast bovengenoemde [medeverdachte 5] , steeds meer betrokkenen bij het incident in beeld. Zo is er in het parkeervak naast de Peugeot een opgerookte sigarettenpeuk aangetroffen met daarop het DNA van [medeverdachte 1] . Ook kwam er even na het incident een vrouw naar de plaats delict, [naam 1] , om te vragen of de telefoon van haar vriend [medeverdachte 6] was gevonden. Hij was de telefoon kwijtgeraakt toen hij was weggerend van de schietpartij.
Uiteindelijk kwamen in het onderzoek acht verdachten naar voren: [medeverdachte 5] , [verdachte] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] . Zij hebben allen aangegeven dat er inderdaad een schietpartij heeft plaatsgevonden op het Paletplein. De meesten erkennen ook dat zij op het moment van het incident aanwezig waren op het Paletplein. Vast is komen te staan dat [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] , samen met getuige [getuige 1] , in de Matrix zaten toen ze ter plaatse kwamen. [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] zaten toen zij op het Paletplein aankwamen in de Polo en [medeverdachte 3] reed in de Golf, waar ook zijn toenmalige vriendin [naam 2] in zat.
De rechtbank ziet zich voor de vragen gesteld wat verdachten op het Paletplein kwamen doen, wat de aanleiding van de schietpartij is geweest en welke rol verdachten daarbij hebben gespeeld.
Wat kwamen verdachten doen op het Paletplein?
Op basis van het dossier gaat de rechtbank van het volgende uit. [medeverdachte 5] wilde een wapen kopen. [medeverdachte 4] benaderde vervolgens [medeverdachte 2] voor de aankoop van een wapen. Hij heeft met [medeverdachte 2] contact onderhouden ten aanzien van de voortgang van de deal door onder andere te spreken over de prijs, hoeveelheid en het type van deze wapens. [medeverdachte 2] heeft op enig moment [medeverdachte 1] via Snapchat in contact gebracht met [medeverdachte 4] . [medeverdachte 1] heeft op zijn beurt contact gezocht met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 4] heeft [medeverdachte 7] erbij betrokken, die informatie over de afspraak heeft doorgespeeld aan [medeverdachte 5] door hem te berichten dat de jongens uit Nijmegen komen en dat hij hoopt dat de afspraak diezelfde dag plaats zou vinden, namelijk op 6 augustus 2020. Dit is uiteindelijk ook gebeurd. [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hebben [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] bij elkaar gebracht om te komen tot een illegale deal, te weten de aan- dan wel verkoop van wapens. Voorts heeft er op 6 augustus 2020, voorafgaand aan de ontmoeting op het Paletplein, in ieder geval een ontmoeting in het Spoorpark plaatsgevonden. Hierbij waren [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] aanwezig. Zij zijn vervolgens gezamenlijk in drie auto’s naar het Paletplein gereden waar de wapendeal plaats zou vinden. Eenmaal op het Paletplein aangekomen is de deal om onbekende redenen niet doorgegaan.
Wat ging er mis?Volgens het Openbaar Ministerie is de wapendeal uiteindelijk niet tot stand gekomen, maar is [medeverdachte 5] bestolen van zijn geld en is hierbij (vuurwapen)geweld gebruikt. Bij de beoordeling van de vraag wat er tijdens de ontmoeting van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] in aanwezigheid van de andere verdachten op het Paletplein is gebeurd, gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Uit het dossier volgt dat op het Paletplein een worsteling is ontstaan tussen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 5] . Daarbij hebben zij beiden een wapen getrokken. Ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] hebben zich in deze worsteling gemengd. Naar het oordeel van de rechtbank kan worden vastgesteld dat deze worsteling is ontstaan doordat [medeverdachte 3] een geldbedrag dat [medeverdachte 5] bij zich had, heeft afgepakt, zoals [medeverdachte 5] heeft verklaard.
Bij de diefstal is volgens de rechtbank in ieder geval sprake geweest van geweld door het afpakken van het geld en de worsteling waarbij [medeverdachte 5] in bedwang is gehouden en een vuurwapen op hem is gericht.
Daarnaast is de vraag of er daarbij ook daadwerkelijk is geschoten en zo ja, door wie er is geschoten. De rechtbank heeft bij de beantwoording van deze vraag acht geslagen op verschillende (getuigen)verklaringen en het forensisch onderzoek. Er is ter plekke in ieder geval elf keer geschoten waarbij 2 verschillende wapens zijn gebruikt.
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat [medeverdachte 3] heeft geschoten. De verklaringen van [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] op dit punt worden niet ondersteund door andere objectieve bewijsmiddelen. Hetzelfde geldt voor [medeverdachte 2] . De rechtbank is van oordeel dat het dossier ook onvoldoende bewijs biedt dat [medeverdachte 2] heeft geschoten.
Dit is anders voor [medeverdachte 1] . De rechtbank baseert zich hierbij op de verklaring van getuige [getuige 2] en de verklaring van [medeverdachte 1] zelf. Hij is de enige, naast [medeverdachte 5] , die heeft verklaard de trekker te hebben overgehaald.
De rechtbank stelt ook vast dat [medeverdachte 5] , op het moment dat hij achter de paal vandaan kwam, meerdere malen richting de Polo heeft geschoten.
De rol van verdachte
Verdachte was ten tijde van de poging tot wapendeal en de schietpartij aanwezig op het Paletplein. Niet alleen was hij aanwezig op het Paletplein op het moment dat de deal zou plaatsvinden, maar hij is in de aanloop naar de afspraak ook niet van de zijde van [medeverdachte 5] geweken, in die zin dat zij de hele dag al dan niet telefonisch, contact met elkaar hebben gehad
De verklaring die verdachte heeft afgelegd inhoudende dat [medeverdachte 5] en hijzelf zouden zijn gaan zwemmen en hij alleen op het Paletplein was om [medeverdachte 5] af te zetten, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Niet alleen verklaren [medeverdachte 5] en verdachte verschillend over waar zij zijn gaan zwemmen, maar er heeft voorafgaand aan de afspraak op het Paletplein ook voortdurend telefonisch contact plaatsgevonden tussen hen. Dit was op het moment dat zij samen in het zwembad zouden zijn. Ter zitting heeft verdachte voor deze contacten geen geloofwaardige verklaring kunnen geven.
Naast de contacten met [medeverdachte 5] heeft verdachte contact gehad met andere verdachten. Zo blijkt uit de telecomgegevens dat hij contact heeft gehad met [medeverdachte 4] en [medeverdachte 7] en verklaart [medeverdachte 4] dat hij een afspraak had met zowel verdachte als met [medeverdachte 5] .
De rechtbank stelt op basis van het vorenstaande vast dat verdachte wetenschap heeft gehad van de wapendeal die op 6 augustus 2020 op het Paletplein plaats zou vinden. De rechtbank kan de precieze rol van verdachte bij deze deal echter niet duiden. Hoewel de rechtbank de verklaring van verdachte ongeloofwaardig vindt, volgt uit het dossier niet wat de inhoud is geweest van de contacten tussen verdachte en [medeverdachte 5] . Hetzelfde geldt voor de contacten van verdachte met [medeverdachte 7] en [medeverdachte 4] . Geen van de overige verdachten dichten verdachte enige rol toe in de wapendeal.
De rechtbank is van oordeel dat de enkele wetenschap over de wapendeal onvoldoende is om vast te kunnen stellen dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de medeverdachten. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geprobeerd om een of meerdere wapens te kopen (feit 2) en zal hem van dit feit vrijspreken.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier ook niet kan worden vastgesteld dat verdachte zelf heeft geschoten die bewuste dag. Er zijn weliswaar verklaringen afgelegd door [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] waaruit zou volgen dat verdachte een wapen in zijn handen heeft gehad, maar niemand verklaart dat hij ook daadwerkelijk heeft geschoten. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen ook niet blijkt dat verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met medeverdachte [medeverdachte 5] om een poging tot doodslag te plegen. Nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt, spreekt de rechtbank hem vrij van de onder 1 primair tenlastegelegde poging doodslag.
Ten aanzien van de subsidiair tenlastegelegde bedreiging overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte zou [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] hebben bedreigd door een of meerdere kogels af te vuren. Bedreiging door het tonen van een vuurwapen, hetgeen volgens het Openbaar Ministerie kan worden bewezen, is niet ten laste gelegd. Slechts bedreiging door te schieten wordt aan verdachte verweten. Zoals hiervoor is overwogen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft geschoten in welke richting dan ook. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van de onder 1 subsidiair tenlastegelegde bedreiging.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [medeverdachte 1] vordert een schadevergoeding van € 3.000,00 voor feit 1.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de tenlastegelegde feiten;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [medeverdachte 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat de partijen ieder hun eigen proceskosten zullen dragen;
Voorlopige hechtenis- heft op de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.J.M. Fleskens, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en
mr. R.J.H. van der Linden, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. R.M. Heitzman, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 februari 2022.