ECLI:NL:RBZWB:2023:1013

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
15 februari 2023
Zaaknummer
02-214437-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot moord/doodslag en veroordeling voor zware mishandeling en bedreiging na inrijden op terrassen in Renesse

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2022 met zijn auto op terrassen in Renesse is ingereden. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, omdat niet kon worden bewezen dat hij de aanmerkelijke kans op overlijden van de aanwezigen had aanvaard. Echter, de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel schuldig was aan twee pogingen tot zware mishandeling met voorbedachte rade, omdat hij met hoge snelheid op de terrassen inreed, wat een aanzienlijk risico op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Daarnaast werd de verdachte schuldig bevonden aan bedreiging van omstanders met een beitel en een scherp voorwerp, waarbij hij dreigende woorden uitsprak. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 24 maanden op, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en omstanders, die de situatie als een bewuste aanslag ervoeren. De verdachte had eerder soortgelijke feiten gepleegd, wat meegewogen werd in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-214437-22
vonnis van de meervoudige kamer van 17 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1971 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught,
raadsvrouw mr. C.J.I.F. van Beek, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 februari 2023, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 24 augustus 2022 te Renesse:
feit 1, primair:[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een onbekend gebleven vrouw en/of directe omstanders bij/op het terras van [café 1] met voorbedachten rade heeft geprobeerd van het leven te beroven, door als bestuurder van een auto met hoge snelheid op deze personen in te rijden,
subsidiairten laste gelegd als poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade;
feit 2, primair:[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of directe omstanders bij/op het terras van [café 2] met voorbedachten rade heeft geprobeerd zwaar te mishandelen, door als bestuurder van een auto met enige snelheid op deze personen in te rijden,
subsidiairten laste gelegd als bedreiging;
feit 3:[slachtoffer 1] en/of omstanders rond de terrassen van cafés [café 2] en [café 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling door een beitel en een scherp puntig voorwerp te tonen en daarbij de woorden toe te voegen: "ik ga iedereen doodmaken [voornaam] ! ik ga je doodmaken, je hebt de verkeerde keuzes gemaakt";
feit 4:een auto die toebehoort aan [slachtoffer 5] heeft vernield.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert verdachte vrij te spreken van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag omdat de aanmerkelijke kans op het overlijden van de in de tenlastelegging genoemde personen onvoldoende aanwezig was. Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde, namelijk de poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad, is gebleken dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de op de terrassen van cafés [café 1] en [café 2] aanwezige personen, door met hoge respectievelijk aanzienlijke snelheid op de terrassen in te rijden. Gelet op het tijdsverloop en het uitgesproken voornemen getuigt de handelswijze van verdachte het gevolg te zijn van een weloverwogen plan, waardoor vast is komen te staan dat verdachte ten aanzien van beide feiten heeft gehandeld met voorbedachte raad. Deze feiten kunnen daarom wettig en overtuigend worden bewezen. Verder kunnen feiten 3 en 4 wettig en overtuigend worden bewezen op basis van de in het dossier aanwezige bewijsmiddelen. Ten aanzien van feit 3 wordt opgemerkt dat de ten laste gelegde bewoordingen niet uit een ander bewijsmiddel dan de aangifte blijken, maar er wel ondersteunend bewijs is dat verdachte deze of soortgelijke bewoordingen heeft geuit, nu vast staat dat verdachte ter plaatse aanwezig was, heeft geschreeuwd en op meerdere momenten bedreigingen richting aangever [slachtoffer 1] heeft geuit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot moord dan wel doodslag omdat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte het opzet had om de in de tenlastelegging genoemde personen van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Bij de beoordeling hiervan speelt onder meer mee dat verdachte heeft geremd en het onbekend is met welke snelheid hij op het terras is afgereden. Voor de onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling kan een bewezenverklaring volgen, met uitzondering van de voorbedachte raad, nu niet kan worden uitgesloten dat hij heeft gehandeld in een plotselinge gemoedsopwelling.
Ten aanzien van feit 2 geldt dat er op dat moment sprake was van een andere situatie, omdat de omstanders niet geheel overvallen werden door de situatie, zoals bij feit 1 wel het geval was. Op basis van het dossier kan niet met voldoende mate van zekerheid worden vastgesteld dat de kans op een daadwerkelijke botsing tussen de auto van verdachte en de directe omstanders op de terrassen, met zwaar lichamelijk letsel tot mogelijk gevolg, aanmerkelijk was op het moment dat verdachte het terras op reed. Verdachte moet dan ook worden vrijgesproken van de onder feit 2 primair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. De onder feit 2 subsidiair ten laste gelegde bedreiging kan worden bewezen, met uitzondering van de in de tenlastelegging genoemde bewoordingen, nu de aangifte op dat onderdeel door geen enkel ander bewijsmiddel wordt ondersteund.
Ten aanzien van feit 3 blijkt nergens anders dan uit de aangifte van [slachtoffer 1] dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen zou hebben getoond en de opgenomen bewoordingen zou hebben geuit. Verdachte moet daarom worden vrijgesproken van feit 3 wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van feit 4 is geen bewijsverweer gevoerd. Wel is uit het dossier gebleken dat de auto geen privé-eigendom van aangever [slachtoffer 5] is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten 1 en 2
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen het volgende vast. In de nacht van 23 op 24 augustus 2022 bevindt verdachte zich in het uitgaansgebied van Renesse. Hij gaat eerst naar [café 2] . Verdachte gaat vervolgens naar [café 1] , waar hij wordt geweigerd. Hierna ontstaat een discussie tussen de portiers van [café 1] en verdachte. De discussie lijkt te escaleren en door verdachte wordt geweld gebruikt. Verdachte loopt weg, maar komt kort hierna terug naar [café 1] . Er ontstaat opnieuw een opstootje tussen verdachte en meerdere portiers, waaronder portiers die werkzaam zijn bij [café 2] , waarbij eveneens geweld wordt gebruikt. Verdachte vertrekt en dreigt de portiers kapot te maken. Na ongeveer twee minuten komt verdachte terug met zijn auto. Vervolgens rijdt verdachte met zijn auto in op de terrassen van voornoemde cafés. De rechtbank onderscheidt de gebeurtenissen die vervolgens plaatsvinden in twee fases.
De eerste fase betreft het inrijden op het terras van [café 1] . Het terras zit op dat moment vol met uitgaanspubliek. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen is gebleken dat [slachtoffer 1] op het moment dat verdachte op het terras inrijdt, voor de ingang van het terras staat. Hij springt weg op het moment dat verdachte op het terras inrijdt. De onbekend gebleven vrouw, die naast [slachtoffer 1] staat, wordt geraakt door de auto. Op de beelden is te zien dat verdachte net voor of tijdens die aanrijding remt. [slachtoffer 2] loopt net voordat verdachte op het terras inrijdt weg van [café 1] naar [café 2] .
Niet is vast komen te staan met welke snelheid verdachte op het terras is ingereden. Wel blijkt uit de beelden in combinatie met de getuigenverklaringen dat verdachte met een flinke snelheid kwam aanrijden. De rechtbank stelt vast dat die snelheid onder de gegeven omstandigheden en gelet op de situatie aldaar, namelijk in een drukbezocht uitgaansgebied, als hoog aangemerkt kan worden.
Verdachte keert vervolgens zijn auto. Hierna vangt de tweede fase aan, waarbij verdachte tweemaal op het terras van het tegenoverliggende [café 2] inrijdt. De eerste keer rijdt verdachte een klein stukje het terras op, de tweede keer volledig. Ook dit terras zit vol met uitgaanspubliek, waarbij er ook een aantal personen bij de ingang van het terras staat. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde personen is gebleken dat [slachtoffer 3] zich beide keren op het terras bevindt en de auto op hem af komt rijden. [slachtoffer 4] bevindt zich de eerste keer dat verdachte het terras op komt rijden op een stoel en wordt door de botsing met de auto weggeslingerd. [slachtoffer 1] bevindt zich pas op het terras van [café 2] op het moment dat verdachte voor de tweede keer op het terras inrijdt. Op de beelden is te zien dat hij moet wegspringen om niet door de auto te worden geraakt.
De snelheid waarmee verdachte tweemaal op het terras is ingereden is niet vast komen te staan. Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte onder de gegeven omstandigheden met enige snelheid tweemaal het terras is opgereden.
Poging tot moord dan wel poging tot doodslag bij [café 1] ?
Op basis van het dossier kan niet worden bewezen dat verdachte de aanmerkelijke kans op het overlijden van de personen die op het terras van [café 1] aanwezig waren, heeft aanvaard. Dit blijkt met name uit de omstandigheid dat verdachte heeft geremd net voor of tijdens het contact met de onbekend gebleven vrouw en daarmee zijn snelheid heeft geminderd net voordat hij op het terras inreed. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot moord en poging tot doodslag.
Poging tot zware mishandeling bij [café 1] ?
Hiervoor is vastgesteld dat verdachte met hoge snelheid is ingereden op het terras van [café 1] . De rechtbank is van oordeel de kans op een (ernstig) ongeval hierdoor groot was en er een aanmerkelijke kans bestond dat er zwaar lichamelijk letsel zou optreden bij één of meer personen. Het gevaar van het handelen van verdachte moet voor hem, net als voor ieder ander, duidelijk zijn geweest. Door bewust met hoge snelheid op het terras in te rijden waar op dat moment een nietsvermoedend uitgaanspubliek aanwezig is en waarbij hij één persoon ook daadwerkelijk heeft geraakt, heeft verdachte de kans op dit letsel aanvaard. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling zoals onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen. Dit geldt niet ten aanzien van aangever [slachtoffer 2] , die zich op het moment van inrijden niet langer op het terras van [café 1] bevond. Van dit deel van de tenlastelegging wordt verdachte vrijgesproken.
Poging tot zware mishandeling bij [café 2] ?
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat verdachte met enige snelheid tweemaal op het terras van [café 2] is ingereden. Ook voor deze gevallen geldt dat de kans op een (ernstig) ongeval hierdoor groot was en er een aanmerkelijke kans was dat er zwaar lichamelijk letsel zou optreden bij één of meer personen en dat het gevaar van het handelen voor verdachte duidelijk moet zijn geweest. De omstandigheid dat verdachte kort hiervoor op het terras van [café 1] is ingereden en de situatie bij [café 2] daarom meer voorzienbaar was, maakt dit niet anders. Op de beelden is te zien dat op het moment dat verdachte op het terras van [café 2] inrijdt, er veel publiek bij de ingang staat. Zowel het publiek als de portiers hadden niet hoeven te verwachten dat verdachte tot twee keer toe op het terras van [café 2] in zou rijden. Ook voor deze gevallen geldt dat verdachte, door bewust met enige snelheid op het terras in te rijden waar op dat moment een nietsvermoedend publiek aanwezig is en waarbij hij één persoon ook daadwerkelijk heeft geraakt, de kans op zwaar lichamelijk letsel heeft aanvaard. De rechtbank acht de poging tot zware mishandeling zoals onder feit 2 primair ten laste is gelegd dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Was er sprake van voorbedachte raad?
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld. Uit de vastgestelde feiten en omstandigheden blijkt dat verdachte tijdens het opstootje voorafgaand aan de feiten, net voor hij vertrekt om zijn auto te halen, heeft gedreigd de portiers kapot te maken. Na ongeveer twee minuten komt hij terug met zijn auto, waarna hij gericht op de terrassen van de twee cafés inrijdt. In de twee minuten dat verdachte zijn auto is gaan halen, heeft hij zich kunnen beraden op het door hem genomen besluit. Daarnaast heeft verdachte zich op verschillende momenten nogmaals kunnen beraden, nu verdachte tot drie keer toe op de terrassen is ingereden en tussendoor zijn auto heeft moeten keren. Ook het moment dat verdachte de eerste keer de onbekend gebleven vrouw raakt, is voor hem geen aanleiding geweest om terug te komen op zijn eerder genomen besluit. Dat hij gericht bezig was met het uitvoeren van zijn besluit blijkt daarnaast ook uit de omstandigheid dat toen hij richting het terras van [café 2] reed, naar [slachtoffer 1] heeft geroepen dat hij hem zou doodmaken, hem en de portiers zou pakken en daarvoor nog terug zou komen.
Op al deze momenten heeft hij besloten om door te gaan met de uitvoering van zijn plan en daarmee heeft hij voldoende gelegenheid gehad om zich te beraden op het te nemen of genomen besluit. Van een ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin de verdachte zou hebben gehandeld, is de rechtbank niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties voor het aannemen van voorbedachte raad. Verdachte was weliswaar opgefokt toen hem de toegang tot [café 1] werd geweigerd en de situatie tussen de portiers en verdachte escaleerde, maar hij heeft zich hier vervolgens van gedistantieerd. Toch heeft hij besloten om met zijn auto terug te gaan. Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven over wat er op dat moment in hem omging en wat zijn beweegredenen waren om zo te handelen als hij heeft gedaan. Wel staat vast dat hij telkens is doorgegaan met het uitvoeren van zijn besluit, ondanks de hiervoor genoemde bedenkmomenten. Hieruit blijkt niet dat verdachte in een opwelling heeft gehandeld, maar dat er sprake was van kalm beraad. Dit betekent dat bewezen kan worden dat verdachte met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1 subsidiair en feit 2 primair tenlastegelegde, te weten een poging tot zware mishandeling met voorbedachte raad.
Feit 3
Verdachte is kort na het plegen van de feiten met een beitel en een scherp/puntig voorwerp in zijn handen teruggelopen naar het uitgaansgebied. Op de beelden is te zien dat verdachte op een dreigende manier met deze voorwerpen in zijn handen richting het terras van [café 1] loopt en de groep personen die op het terras aanwezig is, zichtbaar van verdachte schrikt. Op basis van de verklaring van [slachtoffer 1] kan worden vastgesteld dat verdachte daarbij de ten laste gelegde bewoordingen, althans woorden van gelijke strekking, heeft geuit. Dat uitsluitend [slachtoffer 1] hierover verklaart doet daar niet aan af. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan zijn verklaring te twijfelen en zijn verklaring vindt bovendien op essentiële onderdelen steun in de overige bewijsmiddelen. Door zo te handelen staat vast dat verdachte een beangstigende en dreigende situatie voor [slachtoffer 1] en de omstanders heeft gecreëerd, te meer omdat dit kort plaatsvond nadat hij met zijn auto de terrassen was opgereden. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat de ten laste gelegde bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Feit 4
Dit feit kan wettig en overtuigend worden bewezen gelet op de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen. Wel zal de rechtbank er in de bewezenverklaring van uitgaan dat de auto aan een ander toebehoorde, nu gebleken is dat [slachtoffer 5] niet de eigenaar van de auto is, maar zijn bedrijf.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1, subsidiair
op 24 augustus 2022 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en een onbekend gebleven vrouw en directe omstanders bij/op het terras [café 1] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, immers is hij, verdachte, als bestuurder van een auto met hoge snelheid op voornoemde personen (in)gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2, primair
op 24 augustus 2022 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en directe omstanders bij/op het terras [café 2] opzettelijk en met voorbedachten rade, zwaar lichamelijk letsel toe te brengen immers is hij, verdachte, meermalen, als bestuurder van een auto met enige snelheid op voornoemde personen (in)gereden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 3
op 24 augustus 2022 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland [slachtoffer 1] en de omstanders op/rond de terrassen [café 2] en [café 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door voornoemde personen een beitel en een scherp/puntig voorwerp, te tonen en dreigend de woorden toe te voegen “ik ga iedereen doodmaken [voornaam] ! Ik ga je doodmaken, je hebt de verkeerde keuzes gemaakt.”, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
feit 4
op 24 augustus 2022 te Renesse, gemeente Schouwen-Duiveland opzettelijk en wederrechtelijk een auto, Toyota [kenteken 1] die geheel aan een ander toebehoorde heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de door de verdediging verzochte bewezenverklaring wordt verzocht om te volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest. Dit is namelijk een straf die in lijn ligt met uitspraken in soortgelijke zaken. Mocht de rechtbank wel tot een veroordeling van de onder feit 1 en 2 primair ten laste gelegde feiten komen, wordt verzocht om de eis van de officier van justitie te matigen. Een gevangenisstraf zoals is gevorderd doet, gezien de feiten en omstandigheden van het geval, geen recht aan de situatie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van twee pogingen tot zware mishandeling met voorbedachte raad door met een personenauto één keer op het terras van [café 1] en twee keer op het terras van [café 2] in te rijden. Dit vond plaats in het uitgaansgebied van Renesse op een tijdstip waarbij veel (jong) publiek op de terrassen aanwezig was. Door zo te handelen heeft verdachte een ernstig risico genomen dat meerdere personen zwaar lichamelijk letsel zouden oplopen. Dat de gevolgen beperkt zijn gebleven, is niet te danken aan verdachte. Het handelen van verdachte heeft een grote indruk op de aangevers en ook de nietsvermoedende omstanders gemaakt, zoals ook blijkt uit de verklaringen. Zij waren zeer angstig dat hen iets aangedaan zou worden en dat zij de gebeurtenissen niet zouden overleven. Uit de verklaringen van getuigen blijkt dat de situatie werd ervaren als een bewuste aanslag, waarbij mensen als ratten in de val zaten. Verdachte heeft zich op geen enkel moment bekommerd om de veiligheid van deze personen, het tegenovergestelde is waar: hij was vastberaden om zijn plan uit te voeren, terwijl er meerdere momenten waren waarop hij zich had kunnen bedenken. Daarnaast leidt dergelijk uitgaansgeweld tegen willekeurige personen in het algemeen tot gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Vervolgens is verdachte teruggelopen naar [café 1] en heeft hij [slachtoffer 1] en omstanders zeer ernstig bedreigd. Hiermee heeft hij de angstaanjagende situatie voortgezet. Op de beelden is de impact van deze bedreiging op de omstanders goed te zien. Ten slotte heeft verdachte nog een auto beschadigd.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder ter zake van soortgelijke feiten is veroordeeld tot gevangenisstraffen. De rechtbank weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte mee bij de straftoemeting.
Gelet op de ernst van de feiten kan naar het oordeel van de rechtbank slechts worden volstaan met een gevangenisstraf. Bij de vaststelling van de duur daarvan acht de rechtbank een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zoals door de verdediging is bepleit, gelet op de ernst van de feiten en de recidive niet passend. Ook zijn persoonlijke omstandigheden geven hier geen aanleiding toe. De rechtbank weegt daarnaast mee dat verdachte ervoor heeft gekozen om zich te beroepen op zijn zwijgrecht en geen (begin) van inzicht te geven in de beweegredenen van zijn handelen. De rechtbank kan hier daarom geen rekening mee houden.
Alles afwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden, zodat de rechtbank deze eis zal volgen. Dit betekent dat aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden zal worden opgelegd, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank zal op grond van artikel 179a, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, aan verdachte voor de feiten 1 en 2 een onvoorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 3 jaar opleggen. De rechtbank wil hiermee benadrukken dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zeer ernstige feiten door zijn personenauto als wapen te gebruiken.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Het plamuurmes
Het plamuurmes is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu feit 3 is begaan met behulp van dit voorwerp.
De personenauto
Ten aanzien van de inbeslaggenomen personenauto, te weten de Ford met [kenteken 2] , overweegt de rechtbank als volgt. De auto is in beslag genomen vanwege de betrokkenheid van die auto bij feiten 1 en 2. Gebleken is dat de auto op naam staat van
[rechthebbende] . De officier van justitie heeft ter zitting de verbeurdverklaring van de auto gevorderd. De verdediging heeft verzocht om teruggave aan de rechthebbende.
Voor een verbeurdverklaring komen op grond van artikel 33a Wetboek van Strafrecht in ieder geval in aanmerking die voorwerpen die aan verdachte toebehoren en met behulp waarvan het strafbare feit is begaan.
De rechtbank dient eerst te beoordelen of de auto aan verdachte toebehoorde en of verdachte derhalve redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. Het zogenoemde toebehorensvereiste is ruimer dan het eigendomsbegrip. Een voorwerp dat formeel gezien geen eigendom is van de verdachte, maar wel aan hem toebehoort, kan in aanmerking komen voor verbeurdverklaring. Het gaat daarbij om de beantwoording van de vraag of verdachte in die periode de feitelijke bezitter en/of gebruiker van de auto is geweest. Het doet daarbij niet ter zake of een inbeslaggenomen auto uitsluitend door verdachte werd gebruikt.
Op basis van het dossier kan enkel worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van de feiten gebruik heeft gemaakt van de personenauto. Verder blijkt nergens uit dat verdachte de feitelijke gebruiker is geweest van de personenauto. Verdachte kan daarom niet redelijkerwijs als rechthebbende worden aangemerkt. Verder is niet gebleken van een situatie als bedoeld in artikel 33a, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de auto niet vatbaar is voor verbeurdverklaring en moet deze worden teruggegeven aan de rechthebbende, te weten [rechthebbende] .

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 285, 303 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179a van de Wegenverkeerswet 1994 zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, subsidiair: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd
feit 2,
primair: poging tot zware mishandeling gepleegd met voorbedachten rade, meermalen gepleegd
feit 3: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd
feit 4: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
24 (vierentwintig) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- veroordeelt verdachte ten aanzien van de feiten 1 en 2 tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van
3 (drie) jaar;
Beslag
- verklaart
verbeurdhet inbeslaggenomen plamuurmes (G2496074);
- gelast
de teruggave aan [rechthebbende]van de inbeslaggenomen personenauto (G2496156, Ford met [kenteken 2] ).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en
mr. S.H. van Nieuwkerk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 17 februari 2023.
Mr. Skalonjic is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.