ECLI:NL:RBZWB:2023:1040

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
02-179198-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van heroïne met paracetamol en coffeïne

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van heroïne. De verdachte, geboren in 2002 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, had op 15 juli 2022 op de snelweg A16 bij Breda 100 kilogram van een mengsel van paracetamol en coffeïne voorhanden. Dit mengsel wordt vaak gebruikt als versnijdingsmiddel voor heroïne. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn verklaring dat hij niet wist wat hij vervoerde, ernstige redenen had om te vermoeden dat het om illegale goederen ging. De officier van justitie had bewijs gepresenteerd dat de verdachte op een parkeerplaats in Nederland een onbekende man had ontmoet om het mengsel op te halen, en dat hij hiervoor 500 euro zou ontvangen. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het tenlastegelegde feit en legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en zijn eerdere strafblad, dat leeg was. De uitspraak benadrukte de schadelijkheid van heroïne voor de volksgezondheid en de maatschappelijke overlast die het met zich meebrengt. De rechtbank verklaarde ook dat de in beslag genomen auto en de tassen met het mengsel verbeurd verklaard werden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-179198-22
vonnis van de meervoudige kamer van 16 februari 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002, te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. J.M.A. Loevendie, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 februari 2023. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. drs. E. van Aalst, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
-voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door 100 kilogram paracetamol en coffeïne, welke stoffen worden gebruikt voor de vervaardiging van heroïne, voorhanden te hebben.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en baseert zich daarbij op het aantreffen van de zakjes met het mengsel in vijf bigshoppers in de auto van verdachte en het rapport van het NFI, waaruit naar voren komt dat het gaat om een gekleurd mengsel van coffeïne en paracetamol, dat samen een gebruikelijk versnijdingsmiddel vormt voor heroïne. De omstandigheden waaronder verdachte - volgens eigen zeggen - het mengsel heeft verkregen, zijn verdacht. Hij kreeg van een persoon die hij via iemand anders kende een brief met een adres in Rotterdam waar hij iets op moest halen. Hij zou een bedrag van 500 euro krijgen. Op een parkeerplaats bij de KFC was er een voor verdachte onbekend man die bigshoppers in de achterbak van zijn auto laadde. Hij kreeg de opdracht om naar België te rijden, maar kreeg op dat moment geen specifiek adres waar hij naartoe moest. De officier van justitie is van mening dat verdachte, gelet op deze omstandigheden, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het om illegale goederen ging en bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de pakjes gebruikt zouden worden als versnijdingsmiddel voor heroïne.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde feit. Verdachte durfde vanwege de ernstige oorspronkelijke verdenking bij de politie geen gegevens te geven over de betrokken persoon die hem had gevraagd iets op te halen en over de persoon waar de tassen naartoe moesten. De goederen zijn op klaarlichte dag op een gewone parkeerplaats overgedragen aan verdachte en hij kreeg daarvoor een niet zo groot geldbedrag van 500 euro. Hij hoefde in die omstandigheden niet te bedenken dat het om een verboden goed ging dat hij vervoerde. Hem was bovendien verteld dat het ging om een groeimiddel voor planten. Het onderzoek van het NFI over de aangetroffen stoffen paracetamol en coffeïne in het mengsel en het gebruik van deze stoffen in combinatie voor plantengroei of gewasbescherming, is niet volledig genoeg nu er een onderzoek van de universiteit in Tsjechië is waaruit volgt dat deze combinatie wel in de plantenwereld gebruikt wordt. Verdachte wist ook niet dat het aangetroffen mengsel gebruikt wordt voor de vervaardiging van heroïne. Nu de wetenschap hiervan ontbrak bij verdachte, dient hij vrijgesproken te worden.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen staat vast dat verdachte op 15 juli 2022 werd aangehouden op de snelweg A16 bij Breda en dat in zijn auto vijf tassen met daarin 100 zakjes van 1 kilogram met een mengsel van paracetamol en coffeïne werden aangetroffen. Een dergelijk mengsel van paracetamol en coffeïne is volgens het NFI een gebruikelijk versnijdingsmiddel voor heroïne.
De vraag is of verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de tassen die hij vervoerde een stof bevatten die gebruikt zou worden als versnijdingsmiddelen en hij opzet had op het voorhanden hebben van die stoffen en het voorbereiden of bevorderen van het versnijden van heroïne.
Verdachte heeft verklaard dat hij van een kennis, in Brussel een brief kreeg met een locatie in Nederland waar hij naartoe moest rijden. Deze brief was afkomstig van een persoon die verdachte zelf niet kende. In de mobiele telefoon van verdachte stond een adres horende bij een parkeerplaats van de KFC in Vlaardingen. Verdachte heeft zelf ook verklaard dat hij de spullen op een parkeerplaats heeft ontvangen van een voor hem onbekende man. De rechtbank gaat ervan uit dat dat op genoemde plek is geweest. Verdachte werd verteld dat hij terug naar België moest rijden. Hij wist niet naar welke plaats in België hij moest rijden. Verdachte heeft verder verklaard dat hij 500 euro voor het vervoeren zou krijgen.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist wat hij vervoerde. Hij zei dat hem is verteld dat het ging om een middel was dat gebruikt wordt voor bloemen of planten. Echter, het is zeer bevreemdend dat verdachte, nadat hij via een brief afkomstig van een persoon die hij niet kende een locatie had gekregen zonder vragen te stellen voor een bedrag van 500 euro naar Nederland reed om daar - notabene op een parkeerplaats waar normaliter geen plantengroeimiddel wordt aangeschaft - vijf bigshoppers in zijn auto te laten inladen door een hem onbekende man en vervolgens terugreed naar een onbekend adres in België.
Uit het rapport van het NFI van 9 december 2022 blijkt bovendien dat er geen aanwijzingen zijn dat een combinatie van paracetamol en coffeïne in de land- of tuinbouw bruikbaar is als groeimiddel, paracetamol en coffeïne niet zijn toegelaten als gewasbeschermingsmiddel en van het mengen van paracetamol en coffeïne vanuit het oogpunt van gewasbescherming geen meerwaarde bekend is. De verwijzing door de verdediging naar een onderzoek van een universiteit in Tsjechië is niet onderbouwd en kan dan ook aan het rapport van het NFI geen afbreuk doen.
Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte ernstige reden had om te vermoeden dat het poeder dat hij vervoerde bestemd was voor het versnijden van drugs zoals heroïne en hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen het bewerken en verwerken van harddrugs zoals heroïne bevorderde of voorbereidde.
De rechtbank acht het tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 15 juli 2022 te Breda, (locatie: op de snelweg A16),
in ieder geval in Nederland,
om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bewerken en verwerken van een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst 1, voor te bereiden en te bevorderen ongeveer 100 kilogram paracetamol en coffeïne, voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte ernstige redenen had te vermoeden dat dat bestemd was tot het plegen van die feiten;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de betoogde vrijspraak, dient geen straf te worden opgelegd. Indien het toch tot een strafoplegging komt, betoogt de verdediging dat de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf veel te hoog is. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan voorarrest, eventueel aangevuld met een voorwaardelijke straf is dan meer passend.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor de vervaardiging van harddrugs. Hij heeft een mengsel van paracetamol en coffeïne voorhanden gehad dat gebruikt wordt voor het versnijden van heroïne. Het gebruik van heroïne is schadelijk voor de volksgezondheid en zorgt voor veel overlast in de maatschappij. Verdachte heeft met het voorhanden hebben van het mengsel van paracetamol en coffeïne een wezenlijke bijdrage geleverd aan het in stand houden van de handel in heroïne.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte nog jong is en nog niet eerder is veroordeeld in Nederland. Verder houdt de rechtbank rekening met straffen die normaliter voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Gelet op de grote hoeveelheid heroïne die met dit mengsel had kunnen worden versneden, komt in beginsel geen andere straf in aanmerking dan een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf. Echter, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte acht de rechtbank passend een deel van deze straf in voorwaardelijke zin op te leggen, dit als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden zich aan soortgelijke strafbare feiten schuldig te maken.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar passend is. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
7.2
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn deze voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b en 36c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, door stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 5 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende voorwerp:
1. personenauto, [kenteken]
(Omschrijving: [typenummer] , kleur: grijs, merk: Peugeot 308, [chassisnummer] ;
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
5 tassen met ieder 20 kilogram van een mengsel van coffeïne en paracetamol
(goednummers 2482954, 2482958, 2482860, 2482963, 2482964).
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.M. Pooyé, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.J.W. Claassen en G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 februari 2022.