ECLI:NL:RBZWB:2023:1046

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 21_4568
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling in proceskosten na beëindiging ZW-uitkering en toekenning WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoekster, een vrouw uit een onbekende plaats, had tegen een besluit van het UWV bezwaar gemaakt. Het UWV had op 30 november 2021 besloten om de ZW-uitkering van verzoekster te beëindigen met ingang van 31 december 2020. Na het indienen van bezwaar, verklaarde het UWV dit bezwaar ongegrond in een besluit van 10 september 2021. Verzoekster heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit bestreden besluit. Op 7 december 2022 heeft het UWV echter een WIA-uitkering aan verzoekster toegekend met terugwerkende kracht tot 26 april 2017, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.

De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn om de proceskosten en het griffierecht aan verzoekster te vergoeden. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. Gezien het besluit van het UWV van 7 december 2022 heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 2031,-, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden, waardoor een veroordeling hiervoor niet nodig is. De rechtbank heeft het UWV veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4568 ZW
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2023 op het verzoek om een veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [plaatsnaam] , verzoekster,

gemachtigde: mr. E.W.J.M. Janssens,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Het UWV heeft met het besluit van 30 november 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van verzoekster beëindigd met ingang van 31 december 2020. Verzoekster heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
In het besluit van 10 september 2021 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van verzoekster ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Bij besluit van 7 december 2022 heeft het UWV met ingang van 26 april 2017 aan verzoekster een WIA-uitkering toegekend.
Naar aanleiding van dit besluit heeft verzoekster het beroep ingetrokken met daarbij het verzoek het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld te reageren op dat verzoek.
Het UWV heeft de rechtbank medegedeeld bereid te zijn proceskosten en griffierecht aan verzoekster te vergoeden.

Overwegingen

De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling.
De rechtbank ziet, gelet op het besluit van het UWV van 7 december 2022, aanleiding het verzoek toe te wijzen.
De voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2031,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,- en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 597,- met een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 837,- met een wegingsfactor 1).
De rechtbank wijst er op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 2031,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.