ECLI:NL:RBZWB:2023:1047

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_4442
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van een Ziektewet-uitkering door het UWV

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank behandelt de zaak op 14 februari 2023, waarbij eiser en zijn gemachtigde, mr. V.M.C. Verhaegen, aanwezig zijn, evenals de gemachtigde van het UWV, mr. N. Regragui. Eiser had zich per 8 september 2020 ziek gemeld vanuit een WW-uitkering, en het UWV beëindigde zijn ZW-uitkering met ingang van 8 november 2021. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiser stelde beroep in tegen dit besluit, wat leidde tot deze rechtszaak.

De rechtbank overweegt dat het UWV de beëindiging van de uitkering heeft gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen. De primaire verzekeringsarts concludeerde dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is, ondanks zijn klachten van een aanpassingsstoornis en aspecifieke rugklachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep bevestigde deze bevindingen en oordeelde dat de beperkingen van eiser correct waren weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 augustus 2021. Eiser voerde aan dat hij meer beperkt was dan aangenomen, maar de rechtbank vond geen aanknopingspunten om aan te nemen dat de UWV-beoordeling onjuist was.

De rechtbank concludeert dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser met de geselecteerde functies meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Eiser krijgt het griffierecht niet terug en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4442 ZW

uitspraak van 14 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. V.M.C. Verhaegen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de
beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 7 oktober 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 8 november 2021. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 24 september 2022 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV,
mr. N. Regragui.

Overwegingen

2. Eiser heeft zich per 8 september 2020 vanuit een WW-uitkering ziek gemeld, vanwege een depressie en mentale problemen. Met ingang van 4 november 2020 is aan eiser een ZW-uitkering toegekend. Bij primair besluit heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 8 november 2021. Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
3. In geschil is of het UWV terecht met ingang van 8 november 2021 de ZW-uitkering van eiser heeft beëindigd omdat hij meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd.
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft in het kader van de eerstejaars Ziektewet-beoordeling een rapportage opgesteld. De verzekeringsarts heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts stelt dat eiser klachten heeft die te kaderen zijn binnen een aanpassingsstoornis, maar dat er mogelijk ook sprake is van onderliggende psychopathologie. Ook is sprake van langer bestaande aspecifieke rugklachten waarnaar geen verder onderzoek is gedaan of behandeling is ingesteld. Volgens de verzekeringsarts is geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Verder is hij van mening dat vanwege medische klachten beperkingen moeten worden aangenomen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren, dynamische handelingen en statische houdingen en werktijden. De beperkingen en de belastbaarheid van eiser zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 26 augustus 2021.
4.2.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het bezwaarschrift en de beschikbare medische informatie bestudeerd. Zij heeft eiser gesproken op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de belastbaarheid juist is weergegeven in de FML van 26 augustus 2021. Eiser heeft benutbare mogelijkheden. De door de verzekeringsarts aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend, nu er rekening wordt gehouden met de verminderde stressbestendigheid en de depressieve klachten. De beperkingen zijn passend bij de ontvangen informatie van de huisarts. Rondom de datum in geding was er voornamelijk sprake van spanningsklachten en gebruikte eiser geen medicatie. Aanvullende beperkingen ten aanzien van concentratie en herinneringen zijn volgens de verzekeringsarts b&b niet aan de orde; uit de primaire rapportage blijkt immers dat er geen waarneembare afwijkingen zijn op het gebied van aandacht en geheugen. Er is geen aanleiding om een beperking in het handelingstempo aan te nemen, omdat dit alleen voorkomt bij een ernstige stoornis. Daar is volgens de verzekeringsarts b&b geen sprake van. Er is daarnaast geen reden om een beperking in doelmatig handelen aan te nemen. De fysieke beperkingen zijn passend, nu rekening is gehouden met het feit dat eiser is aangewezen op fysiek lichte arbeid. Bij lichamelijk onderzoek door de primaire arts werden geen bewegingsbeperkingen waargenomen ten aanzien van de rug. Er bestaat geen reden om een urenbeperking aan te nemen.
4.3.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij meer beperkt is dan is aangenomen. Op de datum in geding had eiser last van suïcidale gedachten. Vanwege een depressie en PTSS, in combinatie met slaapproblemen, was op 8 november 2021 sprake van problemen met zijn geheugen en concentratie. Hij ervaart door de psychische problematiek een constante vermoeidheid/uitputting. Ten onrechte is geen urenbeperking aangenomen.
4.4.
Het UWV heeft de aanvullende (medische) stukken voorgelegd aan de verzekeringsarts b&b. Deze heeft in een rapportage van 6 december 2022 aangegeven dat er geen aanleiding is om het standpunt te wijzigen.
4.5.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldig wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de psychische klachten en de aspecifieke rugklachten. De rechtbank heeft in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden om aan te nemen dat eiser meer beperkt is dan door het UWV is aangenomen. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. Voor een verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van belastbaarheid van eiser die is neergelegd in de FML van 26 augustus 2021.
5.1.
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: schadecorrespondent (Sbc-code: 516080), administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code: 315100) en wikkelaar (Sbc-code: 267053).
5.2.
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar de rapportages van de arbeidsdeskundige van 4 oktober 2021 en de arbeidsdeskundige b&b van 24 augustus 2022
.De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Nu eiser met die functies meer dan 65% van zijn maatmaninkomen kan verdienen, heeft het UWV terecht zijn ZW-uitkering met ingang van 8 november 2021 beëindigd.

Conclusie

6. De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren. Nu het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.