ECLI:NL:RBZWB:2023:1048

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2023
Publicatiedatum
16 februari 2023
Zaaknummer
AWB- 22_2597
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen de beëindiging van de Ziektewet-uitkering

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW). Het UWV heeft met het besluit van 14 december 2021 de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 20 december 2021. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt, maar het UWV heeft het bezwaar ongegrond verklaard met het bestreden besluit van 5 april 2022. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren. Eiser was laatstelijk werkzaam als machineoperator in de metaalindustrie en heeft zich ziekgemeld vanwege rugklachten. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV, gebaseerd op rapportages van verzekeringsartsen, in overweging genomen. De verzekeringsartsen hebben vastgesteld dat eiser al jaren bekend is met rugklachten en dat hij geschikt is voor de eerder geduide functies, ondanks zijn klachten.

De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat de verzekeringsartsen voldoende gemotiveerd hebben dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies geschikt zijn voor eiser. Het beroep wordt ongegrond verklaard, en eiser krijgt het griffierecht niet terug. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, en openbaar gemaakt op 14 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2597 ZW

uitspraak van 14 februari 2023 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beëindiging van zijn uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1.
Het UWV heeft met het besluit van 14 december 2021 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 20 december 2021. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 5 april 2022 heeft het UWV het bezwaar ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiser en de gemachtigde van het UVW, [naam vertegenwoordiger] , deelgenomen.

Overwegingen

2. Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als machineoperator metaalindustrie. Hij heeft zich, terwijl hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontving, vanwege rugklachten ziekgemeld per 25 september 2019, waarna aan hem een ZW-uitkering is toegekend.
Bij besluit van 19 februari 2021 is met ingang van 20 maart 2021 de ZW-uitkering van eiser beëindigd. Eiser heeft daarna afwisselend een WW-uitkering of een ZW-uitkering ontvangen. Eiser heeft zich op 12 november 2021 vanuit de WW ziekgemeld vanwege rugklachten. Aan eiser is naar aanleiding van deze ziekmelding een ZW-uitkering toegekend. Bij primair besluit is de ZW-uitkering van eiser beëindigd met ingang van 20 december 2021. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
3.1.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd en heeft eiser gezien op het spreekuur, waarbij lichamelijk en psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden. De verzekeringsarts stelt dat eiser al jaren bekend is met rugklachten, als gevolg van een HNP. Behoudens cesartherapie enkele jaren geleden is hiervoor recent verder geen behandeling meer geweest. Eiser ervaart wisselend klachten, maar is beperkt voor zwaardere rugbelasting in het algemeen. Eiser heeft kortgeleden nog klachten gehad, passend binnen een cervicobrachiaal syndroom, maar deze klachten zijn grotendeels inmiddels in remissie. Er is volgens de verzekeringsarts geen sprake meer van duidelijke beperkingen vanuit de nek of armen. De Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) die is opgesteld in het kader van de eerstejaars Ziektewetbeoordeling is volgens de verzekeringsarts onveranderd van toepassing te achten. Eiser is volgens de verzekeringsarts geschikt te achten voor de eerder geduide functies.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft het bezwaarschrift en de medische informatie bestudeerd. Zij heeft eiser gehoord op de telefonische hoorzitting. De verzekeringsarts b&b is van mening dat de belastbaarheid per 20 december 2021 conform de FML van 26 januari 2021 is. De aangenomen beperkingen zijn passend bij de aard en de mate van de rug-, been- en nekklachten. Er wordt rekening gehouden met het feit dat eiser is aangewezen op fysiek lichte arbeid. Uit de hoorzitting is gebleken dat er sprake is van dezelfde rug- en beenklachten als bij de EZWb. Er is geen sprake van uitstraling of uitval. Daarnaast blijkt dat eiser licht huishoudelijk werk doet en ook gaat wandelen. Volgens de verzekeringsarts b&b zijn de eerder geduide functies passend.
3.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij gelet op zijn medische beperkingen niet in staat is om te werken.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de rug-, nek- en beenklachten. De verzekeringsartsen gaan ervan uit dat eiser op de datum in geding belastbaar is overeenkomstig de FML van 26 januari 2021. De rechtbank heeft in de gedingstukken geen aanknopingspunten gevonden voor het oordeel dat dit standpunt onjuist is. De verzekeringsartsen hebben voldoende gemotiveerd dat de aan de EZWb ten grondslag gelegde functies (productiemedewerker industrie, samensteller kunststof en rubberproducten en textielproductenmaker) geschikt zijn voor eiser. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
4. Nu het beroep ongegrond is, krijgt eiser het griffierecht niet terug. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 14 februari 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.